P. VAN DER LIJN
HET KEIENBOEK
Mineralen, gesteenten en fossielen
in Nederland
Zesde druk, herzien en bewerkt
door
DR. G. J. BOEKSCHOTEN
B.V. W.J.
THIEME & CIE – ZUTPHEN
VOORWOORD
BIJ DE ZESDE DRUK
Sinds
1947 behoorde de bewerker van deze nieuwe uitgave tot de kring van geologie-vrienden rond P. van der Lijn. Op diens
uitdrukkelijk verzoek bereidde hij de zesde druk voor. Hij hoopt dat deze hereditie, gehouden in de geest van de oorspronkelijke
auteur, weer vele belangstellenden in de geologie tot gids zal kunnen zijn.
Toen het
Keienboek in 1923 voor ‘t eerst verscheen waren er
vrijwel geen boeken die de in Nederland waar te nemen geologische objecten op
een voor een breed publiek geschikte wijze toegankelijk maakten. Nu is dat
anders. Behalve een tamelijk groot aantal elementaire boekjes bestaat er ook
een reeks zeer gespecialiseerde werken. De kennis van Nederlandse stenen,
kristallen en fossielen is zo enorm toegenomen, dat een compleet overzicht niet
meer in één boek past. Bewerker hoopt toch dat het Keienboek behalve een
inleiding ook een vademecum zal kunnen blijven.
Aan velen
is de bewerker dank verschuldigd; in het bijzonder moeten worden genoemd de
heer M. H. Huizinga, voor zijn hulp bij de herbeschrijving van de
Oslogesteenten en de heer
De lijst
van al diegenen die mij door het tonen van vondsten en collecties, door het
verstrekken van mondelinge informatie en door hulp met het bewerken van deze
nieuwe uitgave bijstonden zou, hoe lang ook, incompleet blijven. Ook hier past
een dankwoord van bewerker.
De stof
van het Keienboek omvat een zo groot gedeelte van de geologie, dat bewerker
zich er ten volle van bewust is dat er in deze geheel
vernieuwde editie onvolledigheden, onnauwkeurigheden en fouten moeten staan.
Hij stelt berichten dienaangaande bijzonder op prijs.
Meyma,
Rasquert (Or.) G. J. Boekschoten
LEVENSBERICHT
VAN PIETER VAN DER LIJN
Pieter
van der Lijn werd geboren 4-7-1870 te De Rijp (N.H.) en verloor reeds in datzelfde jaar beide ouders. In 1890 behaalde hij
te Haarlem het onderwijzersdiploma; gaf les te Amsterdam en werd in 1895
verbonden als onderwijzer aan het Rijksopvoedingsgesticht te Avereest. In 1910 werd hij tot hoofd van onderwijs aan het
toen nieuwgebouwde Rijksopvoedingsgesticht te Amersfoort benoemd en in 1932 als
adjunct-directeur van die inrichting gepensioneerd.
In 1910
raakte Van der Lijn in de ban van de zwerfstenen. Er bestond toen nog vrijwel
geen literatuur over de zwerfstenen in Nederland die voor belangstellende leken
gemakkelijk toegankelijk was. Hij moest zich dus door zelfstudie die kennis
verwerven. Belangrijke hulp ontving hij hierbij van Prof. Dr. J. H. Bonnema
(1864 - 1941) die hem in Groningen met raad en daad hielp, in de jaren 1911,
1913, 1914 en
Na zijn
pensionering verhuisde Van der Lijn naar Hilversum. Daar schreef hij het
fotoboek ‘Nederlandse Zwerfstenen’, verschenen in 1935; daar bewerkte hij de
tweede (1943) en derde (1949) druk van het ‘Keienboek’, dat telkenmale
veel werd verbeterd en uitgebreid, ook met eigen oorspronkelijke waarnemingen. Bennebroek werd in 1952 zijn volgende en laatste
woonplaats; hier kwamen de vierde (1958) en vijfde (1963) druk van het
‘Keienboek’ tot stand. Op 26 april 1964 is hij overleden.
De
verdiensten van Van der Lijn zijn vele en velerlei,
Op geologisch gebied heeft hij als eerste kwantitatieve zwerfsteentellingen in
Nederland geïntroduceerd (1932; 1941) en daarbij ontdekt dat er in het
Nederlandse keileem meerdere gesteenteassociaties voorkomen. Naast de talrijke
vondsten en beschrijvingen van voor Nederland nieuwe zwerfstenen vormt de
ontdekking van dit nadien door vele anderen bestudeerde verschijnsel zijn
hoofdverdienste op wetenschappelijk gebied.
Daarnaast
moeten genoemd worden zijn meer dan honderdendertig publicaties over
merkwaardige stenen, geologisch interessante gebieden en problemen,
onderhoudend geschreven en voor de belangstellende prikkelend tot nader werk.
Het was dan ook geen toeval dat bij de oprichting van de Nederlandse
Geologische Vereniging in 1946 Van der Lijn de eerste voorzitter werd en
naderhand erevoorzitter. In dat jaar ook kwam een schriftelijke cursus Geologie
voor Amateurs bij de Leidse Onderwijs Instellingen tot stand.
Door het
droogleggen van de Noordoostpolder kwam een hoogst interessant — door het
uitspoelen van keileem ontstaan — stenenlandschap tevoorschijn, dat, tengevolge
van de aandacht die Van der Lijn hierop vestigde in 1954 tot geologisch
natuurmonument werd verklaard, en naar hem benoemd. De geologische nalatenschap
van Van der Lijn berust op het nabije museum te
Schokland.
De
verdiensten van Van der Lijn als popularisator van de
geologie vonden in 1950 erkenning door de benoeming tot ridder in de orde van
Oranje Nassau.
Alhoewel
Van der Lijn op 17-jarige leeftijd uit de catechisatie
werd gestuurd omdat hij het scheppingsverhaal niet wilde aanvaarden, bleef hij
zijn leven lang een gelovig mens die in de stenen (zoals hij schreef) het
geheimschrift zag van een hogere werkelijkheid naar de ideeën van God.
II. Iets over
mineralen 11
III. Nederlandse
mineralen 27
IV. Over
de aarde en de gesteenten 53
V. Overzicht
van de gesteenten 61
VI. Stollingsgesteenten 77
Alkaligesteenten 133
VII. Afzettingsgesteenten 142
VIII.
Omzettingsgesteenten 196
IX. Fossielen 216
X. Fossielen in Nederland 224
Fossiele planten 225
Fossiele dieren 235
XI. Vormen en gezelschappen van onze
zwerfstenen 313
XII. Op excursie, en in de boeken 330
XIII.
Determineertabellen voor zwerfstenen 341
XIV. Register 356
(Alleen digitiaal)
XV.
Periodiek systeem van Dimitri Mendelejev
XVI. De
geschiedenis van de aarde