De geologische ontwikkeling 
 

Gran Canaria is centraal gelegen in de Canarische eilandarchipel. Het eiland is een enorme vulkaan die geworteld is op de oceaanbodem, 3000 meter onder de zeespiegel. In tegenstelling tot het vulkanisme van de Hawaï-archipel, dat niet meer dan een paar miljoen jaar aan de gang is, beslaat de vorming van Gran Canaria ruim 14,5 miljoen jaar! Het boven water gelegen gedeelte - het eigenlijke Gran Canaria dus - is opgebouwd uit een opeenvolging van dunne uit het Mioceen daterende plateaubasalten. Deze basaltlagen zijn overdekt door ca. veertig afzonderlijke silicarijke ignimbrietafzettingen en lavastromen. Deze ignimbrieten hebben een rhyolietische, trachietische en fonolietische samenstelling.

 


 

De eilanden van de Canarische archipel rusten alle op een brede onderzeese vulkanische sokkel van soms van duizenden meters hoogte. De huidige eilanden vormen de boven water liggende top van deze vulkanen. 

 

 


Reliëfkaart van Gran Canaria. Rechts is de noordkant van het eiland, links het warmere maar ook veel drogere zuiden.

 

Uitgestrekte delen van Gran Canaria worden ingenomen door elkaar bedekkende lagen ignimbriet. Deze vormen imposante, steil afbrekende rotspartijen, zoals hier op de foto bij Barranquillo Andrés. 


 

 

Het huidige Gran Canaria wordt door de meesten niet direct als een vulkaan herkend. Er zijn geen recente erputies bekend en ook het huidige landschap herinnert niet direct aan een vulkaan. Het Gran Canariavan vandaag kan opgevat worden als een sterk door erosie aangetast centrum van een vulkaan die in het verleden veel groter is geweest. Het eiland is min of meer cirkelvormig en meet zo'n 45 km in doorsnede. In het geologisch verleden moet dit zo'n 60 km zijn geweest. Het hoogste punt steekt bij Pozo de las Nieves 1949 meter boven de zeespiegel uit. Met de ruim 3000 meter onder water is het vulkaanlichaam van Gran Canaria bijna 5000 meter hoog!

 

 

De vulkaan waar Gran Canaria deel van uit maakt vormde in het Mioceen (Tertiair) aanvankelijk een koepelvormige, basaltische schildvulkaan, die zich in de loop van de tijd ontwikkelde tot een duizenden meters hoge stratovulkaan. Erosieresten zoals Roque Nublo in het centrum van Gran Canaria en talloze ignimbrieten van fonolietische, trachietische en zelfs rhyolietische samenstelling wijzen er op dat deze bij heftige explosies zijn gevormd vanuit een caldera die de top vormde van een hoge stratovulkaan.


 

 

Satellietopname van het bijna cirkelvormige eiland Gran Canaria. Duidelijk is te zien dat het eiland vanuit het midden doorsneden wordt door brede en diepe erosievalleien (barranco's). 

Het hoge midden van Gran Canaria heeft het karakter van een grillig berglandschap met steile rotspieken en diepe valleien. Hoewel alles van vulkanische oorsprong is, herinnert het landschap hier niet aan.


 

Het grote min of meer cirkelvormige eiland is door verwering diep ingesneden door van het centrum uitstralende ravijnen (barranco's). Aan de kust breekt het land af in vaak vele tientallen meters hoge kliffen. Deze steile kliffen geven een unieke kans om allerlei vulkanische afzettingen te bestuderen en te zien hoe deze elkaar opvolgen. Afhankelijk van de plaats op het eiland zijn de klifwanden opgebouwd uit tientallen boven elkaar afgezette lagen basalt, onderbroken door tuffen en afzettingen met grovere pyroclasten. Globaal gezien vinden we de oudste gesteenten in het westelijke deel van het eiland. Deze, veelal donkere plateaubasalten zijn van Miocene ouderdom. Veel jongere vulkanieten uit het Laat-Pleistoceen en het Holoceen vinden we in het noorden en noordoosten van het eiland, met name op het kleine schiereiland La Isleta noordelijk van de hoofdstad Las Palmas. Deze is geheel uit jonger basaltisch materiaal opgebouwd.


 

 

Het is nauwelijks voor te stellen dat zich op deze plaats ooit een duizenden meters hoge stratovulkaan bevond, te vergelijken met de huidige Teide op Tenerife. Evenmin is voor te stellen dat in het verleden reeksen door heftige vulkaanuitbarstingen tientallen kilometers brede instortingskraters, die men caldera's noemt, op deze plaats zijn ontstaan. De twee steile rotspieken rechts op de foto zijn die van Roque Bentaiga en Roque Nublo.

Hoewel ignimbrieten een groot deel van het huidige Gran Canaria vorm geven, bestaat het eiland voornamelijk uit basaltische gesteenten. Talloze opeenvolgende plateaubasalten geven de steile, honderden meters hoge rotskusten aan de noord- en westkant van Gran Canaria een indrukwekkend, gelaagd aanzicht.

Playa Agaete met kustklif dat opgebouwd is uit boven elkaar liggende lagen plateaubasalt. De roodbruine laag boven in het klif is een afzetting van scoria, die door de hitte van de daarboven uitgevloeide, meer massieve basaltafzetting oranjerood is gebakken (gefrit).

De weg bij Los Montes in het noordoosten van Gran Canaria is dwars door een slakkenvulkaan aangelegd. Het vulkaanlichaam is voornamelijk opgebouwd uit los vulkanisch materiaal dat bij opeenvolgende erupties in de lucht geworpen is.  De grote brokken in de wand zijn vulkanische bommen.

Bij Los Montes in het noordoosten van Gran Canaria heeft men in de kijkrichting van Las Palmas een prachtig uitzicht over een aantal slakkenvulkanen. Deze markeren de laatste fase van vulkanisme op Gran Canaria, die basaltisch van aard was.

Fraai gelaagde as- en lapillli-lagen in een oude groeve, aangelegd in een slakkenvulkaan bij Lomo de las Meseras, Telde.


 

 

De vorming van Gran Canaria verliep, hoewel in details verschillend, in grote lijnen op dezelfde wijze als de andere eilanden. Op de bodem van de Atlantische Oceaan vloeide uit spleten een grote hoeveelheid basaltische lava, die tot kussenbasalt stolde. Daaruit werd in eerste instantie een tamelijk vlakke schildvulkaan opgebouwd die vervolgens in de hoogte doorgroeide tot een seamount. Deze onderzeese vulkaan rees in de tweede helft van het Mioceen boven de zeespiegel uit. Daarmee was de geboorte van Gran Canaria een feit. 
 


 

De periode tussen 14,5 en 14,1 miljoen jaar geleden wordt gekenmerkt door uitbundig vulkanisme. In korte tijd vormde zich een basaltische schildvulkaan. Uit spleetvormige eruptiecentra werden grote hoeveelheden basalt (alkalibasalt) uitgestoten. Men vermoedt dat in die tijd een hoeveelheid lava uitgevloeid is van ca. 5 kubieke kilometer per duizend jaar. Geologen rekenen deze basaltformaties tot de 'Oude Cyclus'. Men schat dat in die tijd zo'n 1000 km3 lava uit spleten over het eiland is uitgevloeid waarbij Gran Canaria een hoogte van ongeveer 1000 meter bereikte. De diameter van het eiland groeide uit tot ca. 60 km. Het eiland vormde in het Mioceen een grote koepelvormige schildvulkaan. Deze oude vulkanieten zijn in dunne lagen als plateaubasalt boven elkaar afgezet en vormen zo'n 90 procent van het eiland Gran Canaria.


 

 

Geologische kaart van Gran Canaria


 

Boven op de basalten van deze Oude Cyclus ligt een meer dan 200 m dik pakket trachietische en rhyolietische ignimbrieten en lava's. Deze zijn in een betrekkelijk korte, heftige vulkanische periode in het Mioceen rond 13,5 miljoen jaar geleden, gevormd. Deze silicarijke ignimbrieten, lava's en tufafzettingen vormen de zgn. Mogan-groep. Ze werden gevormd toen het centrum van de oude schildvulkaan instortte waarbij de Tejeda-caldera gevormd werd van zo'n 15 kilometer breedte. In deze caldera vormde zich zo'n 13 miljoen jaar geleden een nieuwe vulkaan. In korte tijd groeide deze uit tot een hoge stratovulkaan, te vergelijken met de huidige Teide op Tenerife.  In de periode daarna, tot ca. 8,5 miljoen jaar geleden, werden de eerder gevormde Mogan-ignimbrieten tijdens een derde periode met heftige vulkanische erupties overdekt door een meer dan 500 meter dik pakket trachy-fonolietische ignimbrieten en lava's. Deze vulkanische afzettingen rekent men tot de Fataga-groep uit het Laat-Mioceen. 
 


 

De pyroclastische stromen waaruit deze Fataga-ignimbrieten ontstonden, werden veroorzaakt door een reeks zeer heftige Pliniaanse uitbarstingen uit de ca. 20 km grote Tejeda caldera en vulkaan, midden op het eiland. Van deze ooit imposante caldera en bijbehorend vulkaanlichaam is op het eiland tegenwoordig weinig meer te zien. Door erosie zijn grote delen van het oorspronkelijke vulkaanlichaam verdwenen. Bij de vorming van de Fataga-ignimbrieten is in minder dan 5 miljoen jaar een geschatte hoeveelheid van ca. 1000 km3 fonolietische en trachietische gesteenten over een groot gedeelte van Gran Canaria uitgestort. Lava's van deze samenstelling zijn zeer stroperig en worden vaak begeleid door heftige explosies en de vorming van pyroclastische stromen (gloedwolken). 


 

 

Pliniaanse vulkaanuitbarstingen behoren tot de meest heftige die we kennen. De uitdrukking is genoemd naar de Romein Plinius de Jongere, die in 79 na Chr. getuige was van de verwoestende uitbarsting van de Vesuvius, waarbij steden als Pompeï, Herculaneum en Stabiae verwoest werden. De heftigheid van de uitbarstingen wordt veroorzaakt door enorme explosies van hete gassen, vermengd met vulkanisch as, magmadruppeltjes en steenfragmenten. De aswolk die hierbij ontstaat kan tientallen kilometers hoog in de atmosfeer opstijgen.

Pliniaanse uitbarsting van de vulkaan Mnt. Mayon op de Filippijnen in 1984. Dit type uitbarsting treedt op bij magmatypen die rijk aan silica zijn. Deze zijn stroperig tot zeer taai van aard, waardoor het ontwijken van vulkanische gassen zeer bemoeilijkt wordt. Hierdoor wordt in het vulkaanlichaam een steeds grotere gasdruk opgebouwd, die op een gegeven moment tot enorme explosies leidt. Niet alleen wordt hierbij een zeer indrukwekkende hoog opstijgende gas- en aswolk geproduceerd, een nevenverschijnsel is het optreden van alles vernietigende pyroklastische stromen (gloedwolken), zoals die ook op de foto zichtbaar zijn.

Opgeheven kustplateau bij Agaete op Gran Canaria, bestaande uit plateaubasalt. In het noordwesten van Gran Canaria, met name in de omgeving van de plaats Agaete komen langs de kust een aantal vlakke plateaus voor. Het zijn voormalige abrasievlakten, die door de eroderende werking van de branding zijn ontstaan. Waarschijnlijk als gevolg van magmatische werking in het vulkaanlichaam zijn delen van Gran Canaria opgeheven. Delen die eerst onder water lagen vormen nu kustplateaus die opnieuw in steile kliffen naar zee afbreken.

Kussenbasalt in de Barranco de Tamaraceite, zuidwestelijk van Las Palmas op Gran Canaria. Kussenbasalt ontstaat bij het onder water uitvloeien van basaltlava. Zijn kussenbasalten in kustkliffen e.d aangesneden, dan is het zeker dat deze tot boven de zeespiegel zijn opgeheven.

Langs de westkust van Gran Canaria zijn in de barranco's talloze afzonderlijke ignimbrietafzettingen zichtbaar. De gelaagdheid van de rotsen op de foto duiden op afzonderlijke ignimbrieten. Uit de flauwe helling  van de afzettingen en het steile afbreken, waardoor hoge klifkusten zijn ontstaan, wordt duidelijk dat het eiland ooit veel groter moet zijn geweest. Door de oceaandeining is in de loop van de tijd zeer veel vulkanisch rotsgesteente door erosie verdwenen. De gevormde, steile rotskliffen zijn soms honderden meters hoog.

Aan de kust bij Mogan in het westen van Gran Canaria, zijn in het steile kustklif fraaie ignimbrietafzettingen zichtbaar. Ze hebben een fonolietische samenstelling. De opeenvolgende ignimbrietafzettingen worden aan de onderzijde begrensd door een oranjekleurige zone. Deze is veroorzaakt door de intense hitte van de bedekkende ignimbriet na de afzetting. 

Verschijnselen van tafoni in lichtkleurige ignimbriet in het zuiden van Gran Canaria.

Tafoni is een verschijnsel dat vooral optreedt in korrelige en/of poreuze gesteenten in kustgebieden van landen met een warmer klimaat. Tafoni uit zich in de vorm van kleine en grotere, rondachtige verdiepingen, kuiltjes, holten die soms grotachtig diep kunnen zijn. Ze ontstaan meest onder invloed van zout dat door verstuivend zeewater (branding, storm e.d.) op gesteenten langs kusten neerslaat. Ook gesteenten die zich enige kilometers landinwaarts bevinden kunnen door tafoni zijn aangetast. Het zout verplaatst zich met water door het gesteente, waar het door verdamping aan het oppervlak door kristaldruk gesteentepartikels loswerkt. Foto Fred v/d Beemt - Assen.

Van dichtbij vormt tafoni vooral in zandsteen soms prachtige holtestructuren. In gesteenten als deze ignimbriet in het zuiden van Gran Canaria zijn de gevormde holten als gevolg van korrelonregelmatigheden en wisselende eigenschappen van het gesteente veel onregelmatiger van vorm. Foto Fred v/d Beemt - Assen.


 

Deze eerste reeks heftige vulkanische uitbarstingen werd gevolgd door een periode van inactiviteit, die ruim 3 miljoen jaar heeft geduurd. Het eiland zal toen ca. 2000 meter hoog geweest zijn, maar werd in een paar miljoen jaar tijds sterk door erosie sterk aangetast. Het gevolg hiervan was dat het eiland een sterk ingesneden karakter kreeg. 
 


 

Een volgende fase (Roque Nublo cyclus) met heftige vulkanische uitbarstingen vond plaats in het Plioceen, tussen 5,6 – 2,87 miljoen jaar geleden. Door opeenvolgende uitbarstingen ontstond de Roque Nublo stratovulkaan, die een groot deel van het eilandcentrum innam. Deze stratovulkaan, waarvan in het centrum van Gran Canaria de 60 meter hoge Roque Nublo is overgebleven, moet zo'n 3000 meter hoog zijn geweest. De eerste erupties waren basaltisch van samenstelling, maar gaandeweg werden deze gevolgd door erupties van fonolietische samenstelling. Dit type vulkanisme was zeer explosief, waarbij de erupties zich concentreerden rond Tejeda in centraal Gran Canaria. Bij deze erupties zijn delen van de stratovulkaan ingestort als gevolg waarvan de Roque Nublo caldera ontstond. De erupties werden begeleid door talrijke pyroclastische stromen, sommige van zeer grote omvang. Hierdoor zijn vooral in het zuiden van Gran Canaria (Mogan, Arguineguin, Fataga) op grote schaal ignimbrieten afgezet. Deze meest lichtkleurige ignimbrieten zijn voornamelijk fonolietisch van samenstelling. 


 

 

Op geen eiland in de Canararische archipel zijn op zo'n grote schaal ignimbrietafzettingen ontsloten als op Gran Canaria. Hier bij Barranquillo Andres, een aantal kilometers noordelijk van Arguineguin, zijn in de tegenoverliggende wand van de barranco tientallen afzonderlijke ignimbrieten zichtbaar. Deze ignimbrietlagen duiden op een lange periode van zeer explosief vulkanisme.

Oranjekleurige ignimbrietafzettingen in een weginsnijding bij Barranquillo Andres. De lichtkleurige, oranjebruine ignimbrieten onder de donkere afzetting zijn door de wegaanleg vers aangesneden. Hierin zijn een drietal afzonderlijke ignimbrieten te onderscheiden. Aan de onderzijde worden deze begrensd door een modderstroomafzetting (lahar).

Kleurige ignimbrieten van Fuente de Los Azulejos bij Tasarte in het westen van Gran Canaria. De veelkleurigheid van de afzettingen is veroorzaakt doordat oververhitte stoom en vulkanische gassen minerale bestanddelen in het aanwezige ignimbrietische materiaal hebben omgezet. 

Halverwege de weg tussen Mogan en San Nicolas de Tolentino zijn de kleurige, hydrothermaal omgezette ignimbrieten het fraaist te zien. Het punt met vlak daarbij een restaurant is een toeristische attractie. Behalve hier zijn deze omgezette ignimbrieten kilometers lang, hoog in de rotswand langs de weg naar San Nicolas te vervolgen. Deze ignimbrieten zijn meer dan 13 miljoen jaar geleden ontstaan.

De kegelvormige dome van Risco Blanco is aan zijn lichte kleur al van kilometers afstand bij San Barthelomé zichtbaar. De vulkanische gesteentemassa bevindt zich in de wand van de Tirajana caldera. Risco Blanco is een van de vele stuwkoepels die miljoenen jaren geleden door het omhoog komen van magma in het vulkaanlichaam, rond deze oude caldera zijn ontstaan. Oorspronkelijk was de kegel van Risco Blanco bedekt door oudere lava-afzettingen van de Roque Nublo groep.

De kegelvormige dome is te danken aan het langzaam omhoog komen van magma, ca. 3,8 miljoen jaar geleden. Het magma wist het vulkaanoppervlak echter niet te bereiken. De kegelvormige rots is heeft een syenietische samenstelling.


De Roque Nublo cyclus werd afgesloten met het opwellen van magma met een fonolietische samenstelling. Hieruit ontstonden rond de oude Tejeda-caldera talrijke onderaardse domes. Een ervan, Risco Blanco, is bij San Barthelomé in de tegenoverliggende wand van de Tirajana caldera door zijn typische vorm en vooral door zijn opvallend lichte kleur al van grote afstand zichtbaar. Domes worden ook wel stuwkoepels genoemd. Ze vormen zich uit magma dat door zijn rijkdom aan kiezelzuur te stroperig is om te vloeien. De dome van Risco Blanco dankt zijn zichtbaarheid aan een langdurig verweringsproces, waarbij de bedekkende gesteenten zijn verdwenen. 

 


 

Het centrale deel van Gran Canaria heeft een woest bergachtig karakter, met grillige, soms hoge bergpieken en diepe dalen. De begroeiing is door het droge klimaat niet uitbundig. Niet te missen zijn de naaldbomen. In overgrote meerderheid zijn het inheemse pijnbomen, verwant aan onze grove den. Deze Canarische den is op de Canarische eilanden endemisch. De boom is een belangrijke houtleverancier van Canarisch grenenhout.

De meest opvallende objecten in het centrale landschap van Gran Canaria zijn de monolieten Roque Nublo en Roque Bentaiga. Beide rotsformaties zijn erosierestanten. Ze maken duidelijk dat in de loop van de tijd in het centrale deel van het eiland ontzettend veel gesteente door miljoenen jaren durende erosie is verdwenen. Beide rotspieken bestaan uit fonoliet ofwel klanksteen. Fonoliet heeft de neiging om in dunne platte stukken te splijten. Als deze met de hamer worden aangetikt dan produceren ze een heldere klank. Vandaar de naam.

Het is nauwelijks voor te stellen dat het centrale deel van Gran Canaria in het verleden tot tweemaal toe gekroond werd door majestueuze, duizenden meters hoge stratovulkanen. Reeksen heftige explosies hebben deze vulkanen letterlijk opgeblazen en doen verdwijnen. Erosie van miljoenen jaren daarna heeft een sterk ingekerfd vulkanisch landschap achter gelaten.

Roque Bentaiga bestaat uit het vulkanische gesteente fonoliet. Hoewel het fijnkorrelige, soms porfierische gesteente uit een relatief silicarijk magma is ontstaan, komt vrije kwarts er niet in voor. 


 

De tot dusver laatste vulkanische cyclus op Gran Canaria beperkte zich tot het noordoostelijke deel van Gran Canaria en verliep anders dan de vorige. De activiteiten begonnen ca. 3,1 miljoen jaar geleden en duurden met onderbrekingen voort tot ca. 300.000 jaar geleden. De erupties waren basaltisch van aard en waren duidelijk minder hevig dan in voorgaande perioden. De uitbarstingen vonden plaats langs reeksen spleten in de bodem. De uitbarstingen waren basaltisch van aard. Verspreid over het noorden ontstonden hierbij slakkenvulkanen, lavastromen en velden van ruwe a'a'-lava. De slakkenkegel van Pico Galdar tussen de plaatsen la Atalaya en Galdar is hiervan een fraai voorbeeld. Deze vulkaan maakt door zijn symmetrische vorm duidelijk dat hij geologisch gezien nog vrij jong moet zijn. De laatste vulkanische uitbarstingen op het eiland vonden een paar duizend jaar geleden plaats. Hierover meer in het hoofdstuk hierna. Hoewel er in historische tijd geen enkele uitbarsting meer is voorgekomen, waardoor het vulkanisme ‘dood’ lijkt te zijn, is dit geenszins het geval. Het vulkanisme op Gran Canaria is slapend. 


 

 

Door ondergrondse magmatische activiteit zijn delen van Gran Canaria opgeheven, waardoor onder water gelegen abrasieplateaus in de loop van de tijd boven water zijn gekomen. Deze vlakke delen zijn dicht bevolkt. Montana de Amagro en de slakkenkegel Pico de Galdar op de achtergrond, zijn ontstaan tijdens de derde vulkanische cyclus op Gran Canaria. Deze vulkanen zijn jonger dan 3 miljoen jaar.

De opvallend symmetrische slakkenkegel Pico de Galdar ligt in het uiterste noordwesten van Gran Canaria. De vulkaankegel ligt in een opmerkelijk vlak gebied, een opgeheven abrasieplateau. De vulkaan wordt aan de zuidkant omgeven door de plaatsen La Atalaya en Galdar. 


 

Het voorkomen van 'fossiele stranden’ in geërodeerde kliffen aan de noordkust van Gran Canaria toont aan dat het eiland een aantal malen is opgeheven. Als we de dikke, starre oceanische korst onder het eiland in beschouwing nemen, dan is nauwelijks aan te nemen dat deze basaltische korst uit de Jura-periode door het gewicht van het eiland is ingezakt en op andere momenten tot een iets hoger niveau weer is opgeheven. Toch lijken de strand- en rolsteenafzettingen in de kliffen hierop te wijzen. Mogelijk hebben langdurige perioden van vulkanische inactiviteit er toe geleid dat het vulkanische eiland door verwering sterk ingesneden is geraakt en dientengevolge in volume en gewicht achteruit is gegaan. Het geringere gewicht van het eiland zou mogelijk de oorzaak kunnen zijn dat het eiland iets is opgeheven. Waarschijnlijker is echter dat het omhoog dringen van magma in het vulkaanlichaam verantwoordelijk is geweest voor de opheffingen. Vergelijkbare opgeheven kustterrassen en fossiele strandrolsteenafzettingen komen op enkele andere eilanden ook voor.


 

 

Gran Canaria is door zijn vele gezichten zeer afwisselend. Het eiland wordt daarom wel eens een 'minicontinent' genoemd Vooral het noordelijke kustgebied voorbij San Nicolas, richting het oosten, is indrukwekkend door de vele honderden meters steile kliffen. Deze hoge rotswanden zijn door de eroderende werking van de zee ontstaan. 

Aan de rand van het natuurpark Tamadaba heeft men een fantastisch uitzicht op het noordwestelijke kustgebied van Gran Canaria. De witte vlek links van het midden is de plaats Agaete met daarboven een aantal jongere basaltische vulkanen, waaronder de Pico de Galdar.

Langs de rand van het Parque Natural de Tamadaba breken de basaltische rotsen vrijwel loodrecht af naar zee. De steile kustkliffen zijn hier honderden meters hoog.De donkere rotsen bestaan uit talloze opeenvolgende basaltlagen (plateaubasalt). De vlakke kuststrook is een opgeheven abrasieplateau, dat door de branding opnieuw wordt aangetast. Hierdoor ontstaan nieuwe kliffen. 

Het rolsteenstrand van Playa de Tasarte, aan de westkust van Gran Canaria, wordt aan de noordzijde afgesloten door een opvallend steile, roestig bruine rotspartij. Deze rotsen bestaan voor het grootste deel uit tientallen boven elkaar gelegen basaltlagen (plateaubasalt), afgewisseld met scoria. Plateaubasalten stellen overigens ca. drievierde van het eiland Gran Canaria samen. Daarbovenop liggen andere vulkanische gesteenten, zoals ignimbrieten en fonolieten. Dit is ook hier op de foto het geval. De grijze top van de rotspartij bestaat uit fonoliet.


 

Ondanks zijn vulkanisch verleden is hier in het huidige landschap van Gran Canaria op het eerste gezicht weinig van te zien. Het eiland is vrijwel overal sterk door verwering getekend. Het is doorsneden door talloze, diep uitgesleten ravijnen (barranco's). Deze stralen van het hogere midden uit naar de rand van het eiland, waarbij deze breder en dieper worden. Het heeft er alle schijn van dat het vulkanisme op Gran Canaria inmiddels zo ver geëvolueerd is dat de opbouw plaats heeft gemaakt voor geleidelijke afbraak. Door sterke erosie zijn op verschillende plaatsen op het eiland naast talloze vulkanische gesteenten, variërend van basalt, fonoliet, trachiet en zelfs rhyoliet, ook verschillende intrusielichamen en vooral uitgeprepareerde toevoergangen van magma zichtbaar. Toch laat de geologische ontwikkeling op andere eilanden zien, dat honderdduizenden jaren van erosie en afbraak niet het definitieve einde hoeven te betekenen. Meermalen volgden daarna langdurige perioden met hernieuwd vulkanisme. Dit zal op Gran Canaria waarschijnlijk niet anders zijn.

 
 

Tussen Maspalomas en Playa del Ingles bevindt zich een prachtig levend duinlandschap, waar door windwerking allerlei duinvormen, waaronder heel fraaie barchanen ofwel sikkelduinen, ontstaan. Liefhebbers van zandribbelstructuren komen hier aan hun trekken.

Een grotere tegenstelling met de foto hiernaast is vrijwel niet denkbaar. Vandaar ook dat men wel spreekt van een 'minicontinent' als men het over Gran Canaria heeft. Een ruig berglandschap vrijwel zonder begroeiing omzoomt de Presa de Parralillo, een stuwmeer oostelijk van San Nicolas de Tolentino, dat erg belangrijk is voor de watervoorziening van het eiland.

Naast ruige, onherbergzaam ogende berglandschappen kom je op sommige plaatsen op Gran Canaria weelderig groene 'oases' tegen, zoals hier bij Santa Lucia de Tirajana in de Barranco de Tirajana.

Het sterk verweerde vulkaanlandschap in het midden van het eiland doet aan een gewoon berglandschap denken. Dat zich hier eerder een enorme stratovulkaan van wellicht enige duizenden meters hoogte bevond, is nauwelijks voor te stellen. Miljoenen jaren verwering hebben het landschap van Pozo de las Nievas in het midden van het eiland onherkenbaar veranderd. Hier bevindt zich ook het hoogste punt: 1949 meter boven de zeespiegel.

De hitte van het afgezette materiaal waaruit deze lichtkleurige ignimbriet is ontstaan heeft de onderliggende tufafzetting rood gekleurd. Barranquillo Andres, Gran Canaria.

Door chemische invloeden is deze miljoenen jaren oude ignimbrietafzetting prachtig blauwgroen gekleurd. Een toeristische attractie dit. Waar? Fuente de los Azulejos tussen Mogan en San Nicolas de Tolentino, Gran Canaria.

Laharafzettingen bij Barranquillo San Andres, Gran Canaria.
Tijdens hevige vulkanische uitbarstingen wordt veel waterdamp hoog de atmosfeer ingeblazen, waar deze condenseert en vaak aanleiding is tot heftige wolkbreuken. Het regenwater vermengt zich met het losse vulkanische materiaal dat op de helling van de vulkaan ligt. Hieruit ontstaan modderstromen die men lahar's noemt. Modderstromen nemen hellingafwaarts met gemak enorme steenblokken mee. 

Zuilenbasalt bij Moyo op Gran Canaria.

Sferoïdale verwering van basalt in Barranco de la Aldea op Gran Canaria.

Idem. beelduitsnede. 

Op diverse plaatsen op Gran Canaria zijn onder overhangende ignimbrietafzettingen rotswoningen gebouwd. Voor platlanders als wij lijkt dit een beangstigende situatie.

Westelijk van Agaete in het noordwesten van Gran Canaria heeft de branding in de loop van de tijd hoge, steile basaltkliffen doen ontstaan. Hierbij zijn vrijstaande rotspieken vrijgeprepareerd. Vooral deze 'Dedo de Dios' ofwel 'de vinger gods' heeft een opmerkelijke vorm. Aan de basis ervan zijn allerlei donkerder gekleurde gangvullingen van basalt zichtbaar.

In de rotswanden van Barranco del Draguillo zijn opeenvolgende basaltuitvloeiingen te zien. De dicht op elkaar gelegen basaltlagen worden aan de bovenzijde afgedekt door een massieve basaltlaag. De hitte daarvan heeft de daaronder gelegen laag scoria roodachtig gekleurd.

De slakkenvulkaan Pico de Galdar aan de kust in het noorden van Gran Canaria bestaat uit losse pyroklasten met daarin vaak talrijke vulkanische bommen. Lagen met vulkanisch as, lapilli wisselen elkaar af. Hier en daar komen lagen voor met grotere steen- en lavabrokken. 




Terug




 

© 2010-heden Kijkeensomlaag.nl
Flag Counter