Nederland maakte in de Elster-ijstijd, -475.000 tot -410.000 jaar geleden, met zekerheid voor

de eerste maal kennis met het Scandinavisch landijs. Hoe ver

het ijs toen naar het zuiden opschoof, is niet goed

bekend. Waarschijnlijk reikte de landijsgrens tot de lijn

Zuid-Drente, Gaasterland en Wieringen.


 

 

 

Elsterien_landijs_begrenzing

De vermoedelijke grens van het Scandinavische landijs in ons land tijdens het Elsterien. Blauw is ijs.

 


 

Bijzonder is dat de voor een ijsbedekking kenmerkende

grondmorene nagenoeg ontbreekt. In boringen is op enige

tientallen meters diepte alleen in Noord-Holland, in de Waddenzee

bij Vlieland en waarschijnlijk ook in Groningen bij Veendam

materiaal te voorschijn gekomen dat vergelijkbaar is met keileem.

 



Uit de Elster-ijstijd zijn ook geen stuwheuvels of typische

stuwingsverschijnselen in de bodem terug gevonden. Dat kan

gelegen hebben aan de latere ijsbedekking tijdens het Saalien,

waardoor alle landschapskenmerken uit de Elster-ijstijd 

zijn vernietigd, maar erg waarschijnlijk lijkt dit niet.

 

 



Evenmin is duidelijk hoe en waarom in een brede strook van het

midden van de Noordzee tot in Polen een zone is ontstaan met

diepe tot zeer diepe geulen. De geulen zijn relatief smal, vertakken

zich en komen weer samen, zonder dat sprake is van begraven

rivierstelsels. De geuldiepte loopt op sommige plaatsen op tot

meer dan 500 meter!

 


 

 

Elsterien_tunneldalen

In een O-W gerichte strook is tijdens het Elsterien door een combinatie van smeltwater en de uitwerking van ijs op de ondergrond een gordel van diepe tot zeer diepe geulen in de ondergrond geërodeerd (oranje kleur). De geulen zijn plaatselijk meer dan 500 meter diep! Ze zijn opgevuld met (grof) zand en bovenin vooral met fijn glimmerhoudend zand en donker gekleurde potklei.

 
 

 

 

De vorm en de gemiddeld grote diepte van dit geulsysteem duidt

op intensieve erosie, waarschijnlijk veroorzaakt door grote

hoeveelheden smeltwater die onder zeer hoge druk in tunneldalen

onder het ijs werden weggeperst. Het smeltwater heeft zich erosief

in de ondergrond ingesneden, waarbij het bedekkende ijs in de

ontstane geulen is weg gezakt. De geulen zijn tot meer dan honderd

kilometer lang en doorgaans enige kilometers breed. De oriëntatie

is noord-zuid. Wellicht heeft het van grote hoogte neerstorten

van grote hoeveelheden smeltwater uit op het ijs aanwezige

smeltwatermeren hierbij ook een rol gespeeld.
 

 


De erosiegeulen zijn onderin opgevuld met grof, soms grindhoudend

zand. Naar boven toe wordt dit fijner. Hogerop in de geulen komen

vooral dikke pakketten zware, zwartbruine klei voor, afgewisseld met

fijn glimmerhoudend smeltwaterzand. Het kleiïge materiaal is

gedurende langere tijd afgezet in smeltwatermeren. De zware

compacte klei is bekend onder de naam potklei, hoewel er niet of

nauwelijks potten van zijn gebakken.

 


De donkere kleur van de potklei is te danken aan opgenomen

humeus materiaal, dat afkomstig moet zijn uit noordelijker gelegen,

Tertiaire bruinkoolafzettingen. De vele Tertiaire stuikmeelkorrels

in de potklei duiden hier op.


 

 

Potklei_ontsluiting__-_Roden_Drjpg Warvenpotklei_gestuwd_-_Roden

Potkleiontsluiting in Roden (Dr.).

Potklei uit het Elsterien ligt in de kop van Drenthe, vooral in de omgeving van Roden, Nietap en Leek op veel plaatsen aan het oppervlak. De slechte doorlaatbaarheid van de donkere klei, hier op de foto in grijs gereduceerde toestand, maakt dat regenwater alleen oppervlakkig kan afstromen. Potkleigebieden zijn van nature kletsnat. Ze liggen meest in gras.

Potklei als warvenklei - Roden (Dr.).

Op enkele plaatsen in Noord-Drenthe en ook onder het Martinikerkhof in de stad Groningen is potklei ontwikkeld als warvenklei. De lichte en donkere laagjes duiden op een seizoenmatige afzetting van heel fijn siltig zand in de zomer (lichtkleurig) en zeer fijne kleideeltjes in de winter (donker). De knikken in het kleimonster zijn het gevolg van stuwing door ijs in de Saale-ijstijd.

 

 
 

 

Op enkele plaatsen in Noord-Drenthe is de potklei ontwikkeld als

een warvenklei. Lichter gekleurde laagjes van iets grover, siltig

materiaal wisselen af met donkerder gekleurde laagjes, die uit

klei bestaan. De vorming van de warvenklei suggereert een

seizoenmatige sedimentatie met 's zomers de afzetting van

grover materiaal dan in de wintermaanden.

 

 

 

Wat valt er aan de oppervlakte te zien?

 

Op de keeper beschouwd niet zo heel veel, tenminste wat ons

gebied betreft. Het Elsterien in Drenthe wordt gekenmerkt door

twee afzettingen: Peelozand en potklei. Beide afzettingen rekent

men tot de Formatie van Peelo. Ze zijn min of meer gelijktijdig?

door smeltwater in noord-zuid geöriënteerde smeltwaterbekkens

en meren afgezet.


 

 

Verbreiding_Form._van_Peelo

Het voorkomen van de Formatie van Peelo is uitsluitend tot Noord-Nederland beperkt. Oranje is vooral potklei, de groene kleur geeft aan waar vooral smeltwaterzand uit het Elsterien aanwezig is.

 
 

 

Bijzonder van de landijsbedekking uit het Elsterien is dat er geen

stuwwallen zijn gevormd, ondanks dat met zekerheid is

vastgesteld dat de drie noordelijke provincies door het landijs

bedekt zijn geweest. Eindmorenes en grove grindhoudende

smeltwaterafzettingen met noordelijke zwerfstenen zijn in

Noord-Nederland evenmin bekend.

 


Op verschillende plaatsen o.m. bij Ees, Exloo, Buinen, Gieten en Annen bestaat de

Formatie van Peelo uit opvallend witgekleurd, soms grindhoudend

kwartszand. Het grindcomponent in de zanden bestaat in hoofdzaak uit witte, vaak doorschijnende kwarts, soms vermengd met grind van oostelijke

herkomst (bontzandsteen, Thüringerwoudporfier, radiolariet). Hier is duidelijk sprake van omwerking van

materiaal uit oudere Pleistocene rivierafzettingen.


 

 

Formatie_van_Peelo_-_Groeve_Kremer_-_Exloo_Drjpg Formatie_van_Peelo_in_groeve_Kremers_-_Exloo_Drjpg

Smeltwaterzanden uit het Elsterien in groeve Kremer bij Exloo (Dr.).

Waarschijnlijk door een combinatie van ijs- en smeltwatererosie zijn in het Elsterien in Drenthe oudere Pleistocene rivierzanden geërodeerd, waarbij het materiaal elders weer is afgezet. Het geremanieerde materiaal onderscheidt zich van het veel fijnere Peelozand door een afwisseling van fijner en grover zand. In het grove zand komen frequent snoeren voor van omgewerkt Pleistoceen (kwarts)grind.  Hierin zijn frequent oostelijke grindcomponenten aanwezig als roodijzerkiezel, Thüringerwoudporfier, radiolariet en lydiet. Deze grindjes zijn afkomstig uit het oosten van Duitsland.

Een pakket voornamelijk geremanieerd ouder Pleistoceen rivierzand met grind dat bestaat uit een afwisseling van grover en fijner materiaal. Het zand is waarschijnlijk afgezet door een ondiepe, vervlechtende smeltwaterrivier. De afwisseling van sheet flow afzettingen met die van schietend water en lagen met een scheve gelaagdheid en geulvullingen duiden op sterk wisselende stroomsnelheden (groeve Kremer bij Exloo (Dr.).

 
 

 

Tot dusver is voor het ontbreken van typische kenmerken die

bij een landijsbedekking horen geen goede verklaring gevonden.

Hoewel iedere latere ijsbedekking een enorme opruiming houdt

onder eerder gevormde glaciale terreinvormen, waarbij het

bestaande relief wordt vernietigd, heeft het er veel van dat

een aantal van deze landschapskenmerken in het Elsterien niet of nauwelijks hebben bestaan.

 


 

 

Formatie_van_Peelo_met_oostelijke_componenten_-_Annen Peelozand_met_muscovietschubjes_-_Exloo_Drjpg

In een ontsluiting in de Hondsrug in Annen (Dr.) kwamen in smeltwaterzand uit het Elsterien grindsnoeren voor met witte kwarts, zandsteen en radiolariet. Het grijze steentje op de foto is radiolariet. Radiolarieten komen uit het oosten van Duitsland (Saksen en Ertsgebergte). Ze zijn afkomstig uit geërodeerde Onder-Pleistocene rivierzanden (Formatie van Appelscha).

Droog Peelozand op het Balloërveld bij Rolde (Dr.).

Het merendeel van het smeltwaterzand uit de Formatie van Peelo bestaat uit zeer fijn, zacht aanvoelend zand dat veel kleine glimmerschubjes bevat van zilverwitte muscoviet. 

 


 

Zand uit de Formatie van Peelo, dat gemakshalve vaak

'Peelozand' genoemd wordt  ligt op het Balloërveld en op

een aantal plaatsen langs de oosthelling van de Hondsrug

aan het oppervlak. Het fijne geelwitte zand is rijk aan kleine

zilverwitte glimmerblaadjes. Veel mensen kennen het fijne,

zacht aanvoelende zand vooral als 'poesjeszand' of 'glinsterzand'.

Het wordt veel voor wegaanleg en zandbakvullingen gebruikt.
 

 


Potklei is van de twee afzettingen het meest landschapsbepalend.

Het is een zeer zware zoetwaterklei, kalkrijk en in onverweerde

toestand zwart-bruin tot zwart van kleur. Potklei is vooral

bekend uit Noord-Drenthe. Tussen de plaatsen Peize, Roden

en Leek ligt het plaatselijk aan het oppervlak. Het bekende,

oeroude Kleibosch bij Foxwolde wortelt in deze klei.


 

 

 

Potkleilandschap_bij_Foxwolde_Drjpg

Het potkleilandschap bij Foxwolde bij Roden in Drenthe is kleinschalig en ligt in gras. Boomsingels van elzen en houtwallen met eiken begrenzen de graslandpercelen. De nauwe begreppeling van het grasland geeft aan dat het gebied van nature erg nat is. De doorlaatbaarheid van de potklei die hier aan het oppervlak ligt is vrijwel nihil, waardoor het wegzijgen van regenwater nagenoeg onmogelijk is.

 

Terzijde

 

Potkleilandschappen zijn door hun moeilijke bewerkbaarheid pas laat in de

Middeleeuwen in gebruik genomen. Ze liggen in grasland, omdat de klei voor

akkerbouw te zwaar was. Regenwater kan niet of nauwelijks·naar onderen

wegzijgen, reden waarom gebieden die in potklei liggen van nature erg nat zijn.

Het landschap bij Foxwolde in Noord-Drenthe bestaat daarom uit kleine

graslandpercelen. De nauwe begreppeling maakt het mogelijk om regenwater

relatief snel af te voeren. De houtsingels bestaan vooral uit elzen, maar waar

een dun laagje dekzand aanwezig is zien we ook eiken, beuken en essen.

 

 

 

 

Foto's

 

Formatie_van_Peelo_gestuwd_3__Borger_Drjpg Formatie_van_Peelo_gestuwd_-_Borger_Drjpg

Weginsnijding in gestuwde afzettingen uit de Formatie van Peelo bij Borger (Dr.).

Het zandpakket bestaat uit een afwisseling van lemige en minder lemige zandlaagjes. Het zandpakket is in het Saalien gestuwd. De stuwrichting is NNO-ZZW.

Dezelfde locatie als de foto hiernaast. De stuwingsverschijnselen in de Hondsrug staan los van de ijsbewegingen van de Hondsrug-ijsstroom. De keileembedekking die daarvan is achter gebleven ligt erosief, met een scherpe overgang, op het onderliggende zand. In het zandpakket zijn prachtige, soms overkiepte plooiingen, overschuivingen en andere ijstektonische verstoringen zichtbaar. De plooiingstructuren in het hele Hondsrugcomplex duiden op het stagneren van het binnendringende landijs tijdens een vroege vergletsjeringsfase van ons land. De stuwingsverschijnselen in het Hondsruggebied zijn waarschijnlijk tegelijk gevormd met die in Oost-Groningen.

Langs de N34, zuidelijk van Ees in Oost-Drenthe komt onder een ca. 1 meter dikke laag Saale-keileem een pakket smeltwaterzand (sandr) voor, dat gestuwd is. De vervorming van het zandpakket lijkt op het eerste gezicht het gevolg van de ijsbeweging van de Hondsrug-ijsstroom. Dit is echter niet het geval.

De plooirichting van het smeltwaterzand bij Ees in Noord-Drenthe wijst op een vervormende kracht uit het noordoosten. De strekking van de Hondsrug staat hier scheef op. Deze is NNW-ZZO gericht. Deformatie van het zandpakket en de ongestoorde afzetting van de keileemlaag daar boven op, zijn te danken aan twee in tijd van elkaar verschillende processen gedurende de vergletsjering van ons land tijdens het Saalien.

Op talrijke plaatsen zijn in het smeltwaterzand kleine grindbanken aanwezig. Het kwartsgehalte van het grind hierin is bijzonder hoog. Glaciale herkomst is hierdoor uitgesloten. Het grind zou in dat geval veel bonter zijn met stenen van graniet, gneis en zandsteen. Het hoge (melk)kwartsgehalte wijst op een herkomst uit veel oudere Pleistocene rivierafzettingen. Radiolarieten en zwarte lydieten kwamen vrij algemeen voor in het grind langs de N34 zuidelijk van Ees. In het midden is een zwart stukje lydietbreccie afgebeeld. Rechtsonder is gewone lydiet te zien, de overige steentjes zijn hoekig afgeronde radiolarieten. Deze gesteenten komen uit het Duitse Saksen en mogelijk ook het Ertsgebergte. Een herkomst uit de Harz lijkt minder waarschijnlijk.
Gestuwde_Formatie_van_Peelo_met_keileemafdekking_-_Gieten Formatie_van_Peelo_gestuwd_2_-_Borger_Drjpg

Doorsnijding van het keileempakket uit het Saalien langs de N33 bij Gieten met daaronder zanden uit de Formatie van Peelo. Deze zanden bestaan voor een deel uit omgewerkt ouder Pleistoceen kwartszand, dat op enkele plaatsen grindhoudend is. Vrijwel alle grindcomponenten bestaan in deze ontsluiting uit witte (doorschijnende) kwarts. Het ontbreken van bontzandsteen, Thüringerwoudporfier, lydiet/radiolariet en andere grindstenen van oostelijke herkomst doet vermoeden dat het witte kwartszand afkomstig is uit Vroeg-Pleistocene rivierafzettingen (Formatie van Peize). De zandafzettingen langs de N33 zijn ijstektonisch verstoord. De lagen hellen ca. 40 graden naar het noordoosten.

Gestuwde zanden uit de Formatie van Peelo in een ontsluiting op de Hondsrug bij Gasselte (Dr.).

Het zandpakket is intensief gestuwd. In het profiel zijn fraaie knikplooien zichtbaar met rechts een steil verlopend opschuivingsvlak. De zandpakket wordt discordant, met een scherpe erosieve overgang, afgedekt door een dunne laag roodbruin geoxideerde Oostbaltische keileem (Assen-type).

Formatie_van_Peelo_in_gestuwde_positie_-_Annen_Drjpg Formatie_van_Peelo_-_Ballorveld_Rolde_Drjpg

Geschoond profiel met smeltwaterafzettingen uit de Formatie van Peelo in een ontsluiting bij Annen op de Hondsrug (Dr.).

Opvallend zijn de door ijzeroxide gekleurde golvende bandjes in het zand. Het zijn doorsneden van golfribbelpatronen die door stromend water zijn ontstaan. Ook in het geelwitte zand erboven zijn doorsneden van golfribbels zichtbaar. De smalle zone onder de geoxideerde golfribbelbandjes bestaat uit dunne horizontale zandlaagjes. Dit zijn waarschijnlijk sheet flow afzettingen, die ontstaan zijn door water dat als een brede film over het oppervlak gestroomd is.  Naar onderen volgt erosief de overgang naar zand met een scheve gelaagdheid. Dit is geen stuwingsverschijnsel maar is grof grindhoudend zand dat door sneller stromend water in een geul is afgezet.

Fijn gelamineerd zand uit de Formatie van Peelo op het Balloërveld bij Rolde (Dr.).

Het onrustige verloop van de dunne zandlaagjes is het gevolg van drukwerking door ijs uit een naastgelegen brede vorstwig die uit het Weichselien dateert. Het zand zelf is het bekende glimmerhoudende Peelozand. De donkere kleur van de laagjes wordt veroorzaakt door humeuze inspoelingen.

Peelozanden worden in het algemeen voor smeltwaterafzettingen gehouden. Het zou in een aantal gevallen ook om dekzand-achtige afzettingen kunnen gaan, die onder periglaciale omstandigheden in het Elsterien zijn afgezet door wind en/of dooiwater. De mogelijkheid dat een deel van de afzettingen uit de Formatie van Peelo uit het Vroeg-Saalien dateert, kan niet worden uitgesloten.

Potklei_ontsluiting_4_-_Roden_DrJPG Formatie_van_Peelo_onder_keileemafdekking_-_Annen_Drjpg

Een ontsluiting in de potklei in het westen van Roden (Dr.).

De profielhoogte is ca. 2,5m. De toplaag wordt gevormd door donkerbruine opgebrachte grond. Daaronder bevindt zich een dunne zone met bruin lemig dekzand uit het Weichselien. Tussen dekzand en potklei zijn een paar zwerfstenen zichtbaar. Zij markeren de zone met keizand die echter in deze omgeving op veel plaatsen nauwelijks aanwezig is of zelfs geheel ontbreekt. Daaronder volgt een pakket zware potklei die naar onderen steeds donkerder van kleur wordt. De klei is waterondoorlatend, hetgeen in de woonwijken in West-Roden regelmatig voor wateroverlast zorgt. De potkleizone in Noord-Drenthe is in de Saale-ijstijd bijzonder sterk gestuwd en wordt onvoorspelbaar op talrijke plaatsen afgewisseld en onderbroken door inschakelingen van fijn en soms ook grof, grindhoudend smeltwaterzand.

De zone direct onder de laag Oostbaltische keileem bij Annen (Dr.) is hier en daar gedeformeerd door de ijsbeweging van de Hondsrug-ijsstroom. Het fijnkorrelige Peelozand uit het Elsterien is ijstektonisch verstoord en wordt afgewisseld door of is vermengd met dunne bandjes en laagjes sterk zandige keileem De sleurbeweging die uit de verstoorde zone duidelijk blijkt, verloopt van links naar rechts.

Gestuwde_potklei__2_-_Prefectenhof_Groningen Potklei_geoxideerd_-_Lieveren_Drjpg

Verbrokkelde potklei met wrijfspiegeltjes. Het materiaal komt van 26 meter diepte uit de bouwput van het Prefectenhof aan de Kreupelstraat in Groningen.

Het sterk brokkelige karakter van de potklei, samen met de in natte toestand zacht glanzende wrijfspiegels, maakt duidelijk dat we hier te maken hebben met materiaal dat door de stuwwerking van het landijs in een vroegere fase van de vergletsjering in het Saalien sterk gedeformeerd is. De bouwvakkers noemden het korrelige materiaal 'nootjes vier', een uitdrukking voor een bepaalde kwaliteit anthraciet, die vroeger als huisbrand verkocht werd.

 

Bijzonder is dat van de brokkelklei, door de makkelijke verwerking ervan, naast de bouwput een groot, tijdelijk kunstwerk is gemaakt.

Roestig verweerde potklei uit een ondiepe dobbe bij Lieveren (Dr.).

De bijna zwarte potklei verweert gewoonlijk tot grijze klei met onregelmatige gele en geel-bruine vlekken. Hoewel de bekende en in landbouwkringen beruchte katteklei vergelijkbare kleurvlekken vertoont, is er in chemisch opzicht een groot verschil. Door de aanwezigheid van verweerbare ijzerhoudende mineralen oxideert oppervlakkig gelegen potklei roestachtig. Verwering en kleurverandering hebben geen effect op de plantengroei. Bij  katteklei (= een mariene kleiafzetting onder veenbedekking) oxideert het aanwezige zwavelijzer door kalkgebrek tot het vuilgele jarosiet. De klei heeft een zuurgraad die in de buurt komt van azijn, nl. 2.5! Daarop groeit jarenlang geen enkele plant; zelfs algen en korstmossen doen geen poging.

 

 

Terug

 

 

 

 

 

 

 

 

 
 
© 2010-heden Kijkeensomlaag.nl
Flag Counter