De laatste ijstijd eindigde 11.600 jaar geleden. De intense kou in

die periode maakte plaats voor warmere klimaatsomstandigheden. 

Hiermee begon het Holoceen, de periode waarin we thans leven. 

In de afgelopen 2,4 miljoen jaar heeft het noordelijk halfrond op

zijn minst zo'n 23 ijstijden doorgemaakt. Ze worden van elkaar

gescheiden door vergelijkbare relatief kortdurende warmere

intermezzo's als het Holoceen. En dit is ook niet het einde van

alle kou.  Inmiddels is wel duidelijk dat een volgende ijstijd er

zeker zal komen, alleen is niet bekend wanneer precies. Gedurende

de 2,4 miljoen jaar van het Pleistoceen is kou gewoon regel.

 

 

Het noorden van Nederland is in de laatste 500.000 jaar tweemaal door 

Scandinavisch landijs bedekt geweest. De eerste maal was tijdens het

Elsterien (Elster-ijstijd). In de ijstijd daarna - het Saalien, zo'n 150.000

jaar geleden - gebeurde dat nogmaals. De gevolgen van die ijsbedekking 

zijn voor het landschap van Midden- en Noord-Nederland van

doorslaggevende betekenis geweest. De belangrijkste contouren in ons

landschap dateren uit die tijd.

 

 

Landijs_2

 

 

Schuivend ijs

 

Zo'n 150.000 jaar geleden reikte een geweldige ijskap van Scandinavië

helemaal zuidwaarts tot halverwege Nederland. In het centrum ervan,

halverwege de Botnische Golf, moet de ijsdikte vele duizenden meters

hebben bedragen. Uit het brongebied in Scandinavië, maar zeker ook

onderweg nam het ijs een enorme hoeveelheid puin mee. Dat materiaal

bestond uit een chaotisch mengsel van klei, zand, grind en stenen. Een

deel van die immense hoeveelheid gletsjerpuin is naar ons land

getransporteerd en bleef na het afsmelten van het ijs in een wisselend

dikke laag op de bodem achter. Deze bodemlagen vinden we terug in de

vorm van keileem, smeltwaterzand e.d.

 

Keileem kom je op heel veel plaatsen in Drenthe tegen, soms aan de

oppervlakte, maar vaak ook afgedekt door een laag dekzand. Keileem

bevat zwerfstenen. Klein en groot liggen die zonder enige regelmaat

boven en naast elkaar. De stenen, inclusief de heel grote, zijn op hun

weg naar ons land in het ijs afgeschuurd, soms kapotgedrukt, deels

vergruisd of fijngemalen. De schurende, eroderende werking van het

dikke pakket landijs heeft in Scandinavië in de tijd dat de ijsbedekking 

duurde heel wat meters gesteente van de keiharde rotsbodem in

Scandinavië doen verdwijnen.

 

 

Keileem_en_zwerfstenen_-_Emmerschans 

Keileemontsluiting op de oostrand van de Hondsrug bij Emmerschans.

Vrijwel alle zwerfkeien op de foto zijn afkomstig uit Zuidwest-Finland.

 

 

De gevolgen van de ijsbedekking destijds zijn vandaag-de-dag nog overal

in Zweden, Noorwegen en Finland in het landschap zichtbaar. Op talrijke

plaatsen vinden we rondachtig afgesleten bultrotsen, afgeschuurde

steenoppervlakken met daarop reeksen parallel verlopende krassen al of

niet vergezeld van talloze drukbarsten e.d.

 

 

 

Bultrotsen_-_Zuid-Noorwegen Door landijs afgeschuurde bultrotsen van gneis - Vradal in Zuid-Noorwegen. Het ijs kwam van links. Larvikiet_-_Sandefjord_Noorwegen Sterk afgeschuurde larvikietrotsen bij Sandefjord in Zuid-Noorwegen.
Bizar uitgeschuurde larvikietrots bij Sandefjord in Zuid-Noorwegen Door_ijs_afgeschuurde_larvikietrotsen_-_Zuid-Noorwegen

Gletsjererosie van rotsen in Zuid-Noorwegen. Het ijs bewoog van rechts naar links.

Afgesleten_larvikietrotsen_-_Zuid-Noorwegen

 

 

De meeste zwerfstenen in het keileem zijn tijdens het transport in het

landijs gevormd en afgeschuurd. Toch is de graad van afronding

betrekkelijk gering vergeleken met stenen die door rivierwater worden

getransporteerd. Veelal zijn bij zwerfstenen alleen de hoeken en scherpe

kanten  afgeschuurd. Daarom is bij zwerfstenen de oorspronkelijke vorm

van het uit de rots losgebroken stuk steen nog goed te herkennen.

Grindstenen uit een rivier daarentegen zijn glad geslepen en mooi afgerond.

 

Onder de zwerfstenen komen we regelmatig exemplaren tegen met duidelijke

 sporen van het ijstransport. De beschadigingen doen zich vaak voor als 

krassen of ondiepe gleuven, maar ook de vorm van de kei zelf kan erg

karakteristiek zijn doordat deze ontstaan is door een specifiek afschuringsproces.

 

 

Sporen uit het Saalien

 

Gletsjerkrassen

 

Sommige zwerfstenen tonen aan de buitenkant evenwijdig verlopende krassen

of vlakken met krassen. De krassen ontstonden door het schuren over en langs

andere stenen of over de onderliggende rotsbodem, die harder was. De krassen

noemt men gletsjerkrassen. Ze worden op allerlei gesteenten aangetroffen,

maar het duidelijkst zijn ze op kalksteen en zandsteen. In een enkel geval

maken de krassen hoeken met elkaar, een teken dat de steen tijdens het

transport in het ijs los raakte, vervolgens onder een iets andere hoek opnieuw

vast vroor en in een andere richting werd bekrast.

 

 

Gletsjerkrassen_en_krasvlakken_op_graniet_-_Borger Gletsjerkrassen_en_dito_gleuven_op_graniet_-_Borger Gletsjerkrassen_en_drukbarsten_op_graniet_-_Borger Gletsjerkrassen_in_verschillende_richtingen_-_Borger
Gletsjerkrassen en krasvlakken op biotietgraniet - Borger (Dr.) Gletsjerkrassen en gleuven op een rond afgeschuurde graniet - Borger(Dr.) Gletsjerkrassen en drukbarsten op graniet - Borger (Dr.). IJsbeweging van boven naar beneden. Heel bijzonder, gletsjerkrassen in verschillende richtingen op graniet - Borger (Dr.)

 

 

Druk- of parabolische barsten

 

Bij sommige harde kwartsitische zandstenen, kwartsieten, porfieren en ook

bij helleflinten zijn op het oppervlak reeksen of enkele achter elkaar liggende,

min of meer hoefijzervormige barsten aanwezig. De barsten zijn vaak gekoppeld

aan gletsjerkrassen. De gebogen lijnen zijn drukbarsten die ontstonden doordat

een andere steen of een rotspunt onder zeer grote druk over het oppervlak

van de zwerfsteen bewoog. De beweging is te vergelijken met een stroeve

vochtige vinger die onder druk over een tafelblad wordt bewogen. Dat gaat

niet vloeiend, maar met 'horten en stoten'. Bij zwerfstenen leverde het stoten 

barsten op. Vooral bij vuursteen is goed te zien dat de gletsjerkrassen vrijwel

helemaal opgebouwd zijn uit kleine, zeer dicht achter elkaar liggende drukbarstjes.  

De open zijden van de drukbarsten wijzen in de bewegingsrichting van het ijs.

Door hun vorm noemt men ze ook wel parabolische barsten.

 

 

Zandsteen_met_drukbarsten Drukbarsten_op_kwartsitische_zandsteen_-_Borger Drukbarsten_op_kwartsitische_zandsteen_2_-_Borger
Drukbarsten op kwartsitische zandsteen - Borger (Dr.) Twee reeksen drukbarsten op witte kwartsitische zandsteen - Borger (Dr.) Drukbarsten op kwartsitische zandsteen - Borger (Dr.)
Drukbarsten_in_Alandrapakivi Gletsjerbodemsteen_met_drukbarsten_-_Borger
Cirkelvormige drukbarsten op afgeschuurd oppervlak van Alandrapakivi - Geta, Aland, Finland Gletserkrassen met in het midden een reeks elkaar bedekkende drukbarsten op rode Växiögraniet - Borger (Dr.)

 

 

Gletsjerbodemstenen

 

Hoewel zelf niet erg hard schuurt en slijpt het landijs de rotsondergrond 

af met behulp van het ingevroren erosiepuin. Vooral stenen en onderliggende

rotsbodem schuren met onvoorstelbare krachten langs en over elkaar. Dat dit

zichtbare gevolgen heeft laat zich makkelijk raden. De onderliggende

rotsbodem wordt in de bewegingsrichting van het ijs afgeslepen, waarbij

een patroon van krassen en gleuven ontstaat. Een soortgelijk beeld van

krassen en ondiepe gleuven komen we ook bij zwerfstenen en zwerfblokken

tegen waarbij een van de zijden opmerkelijk vlak is afgeschuurd en bekrast.

 

Waar de onderzijde van het landijspakket aan de rotsondergrond vast vriest,

kunnen door een specifiek proces grotere en kleinere rotsbrokken uit het

rotsverband worden losgebroken en meegevoerd. Dit is de reden dat we zo

nu en dan in de keileem zwerfkeien vinden, zoals hierboven aangegeven, 

met een plat oppervlak dat in de lengterichting van de steen bekrast is.

Deze keien noemt men gletserbodemstenen, omdat het veelal brokken

afgeschuurde rotsbodem zijn die door het ijs uit het rotsverband zijn

losgebroken en als zwerfsteen zijn getransporteerd. Vaak bezitten gletsjer

bodemstenen een of meer zijden die slecht afgerond zijn. Hierin herkennen

we het oorspronkelijk breukvlak waarlangs de kei is afgebroken.

 

 

  Gletsjerbodemsteen_van_Smalandgraniet Gletsjerbodemsteen_van_oeralietporfier
  Gletsjerbodemsteen van Smalandgraniet - Borger (Dr.). Het ijs bewoog van schuin rechtsonder naar linksboven. Geheel vlakgeslepen gletsjerbodemsteen van Oeralietporfier met fraaie gletsjerkrassen - Borger (Dr.).
Gletsjerbodemsteen_graniet_2_-_Borger Gletsjerbodemsteen_graniet_-_Borger
Gletsjerbodemsteen van graniet met verweerd oppervlak - Borger (Dr.) Gletjerbodemsteen van Vanevikgraniet - Borger (Dr.)

 

 

Verdieping

 

Gletsjers en landijs slijpen de ondergrond sterk af met behulp van in het ijs vastgevroren 

gesteentemateriaal. Harde rotsen worden in de bewegingsrichting van het ijs vaak rondachtig

afgeschuurd. Indien het landijs aan de rotsondergrond is vastgevroren en tegelijkertijd

voortwaarts beweegt, oefent het een geweldige trekkracht uit op de onderliggende rots. 

Aan de loefzijde van de rotsbult is de druk van het ijs zeer groot, aan de lijzijde veel minder. 

IJs dat onder invloed van de hoge druk aan de loefzijde smelt loopt in scheuren en spleten

van de onderliggende rots en bevriest daar. Hierdoor zijn gletsjers en ook landijs in staat om 

grote tot zeer grote rotsblokken uit de onderliggende rotsbodem los te breken en die als

zwerfsteen verder te transporteren. In Scandinavië zijn op zeer veel plaatsen fraaie voorbeelden

te vinden van prachtige en soms heel bizar afgeschuurde rotsen met daarnaast plaatsen waar

de harde rots grillige breukvlakken laat zien. Deze laatste markeren de plaatsen waar het landijs 

rotsbrokken heeft uitgebroken. Dit proces noemt men 'plucking' 

 

 

Plucking_Wales_2
Een karakteristieke door ijs afgeschuurde bultrots met aan de lijzijde forse breukvlakken in het gesteente. Zij markeren de plaatsen waar het ijs grote stukken rots heeft losgewerkt.

 

 

Gletsjermolenstenen

 

Onder de noordelijke zwerfstenen vinden we zo nu en dan prachtige

regelmatig afgeronde exemplaren. Sommige zijn vrijwel kogelrond, de

meeste zijn meer elliptisch van vorm. Deze rolronde stenen noemt men

‘gletsjermolenstenen’. Ze ontstaan op plaatsen in het ijs of in de

onderliggende rotsbodem waar smelt- of rivierwater snel rond kolkt.

De stenen wentelen door het snelstromende water voortdurend in een

kringetje rond waarbij ze niet alleen elkaar langzamerhand rond slijpen, 

ook de ondergrond slijpt kuil- of zelfs potvormig uit.  Voor de stenen

verzamelaar zijn gletsjermolenstenen zijn een ‘must’. Maar om ze zeldzaam

te noemen, zoals wel beweerd wordt? Mwoahhh...

 

 

Gletsjermolensteen_rapakivi_-_Borger Gletsjermolensteen_kwartsitische_zandsteen_-_Borger
Gletsjermolensteen van Alandrapakivi - Borger (Dr.) Gletsjermolensteen van kwartsitische zandsteen - Borger (Dr.)

 

 

 

IJstijdsporen uit het Weichselien op zwerfstenen

 

Tijdens het Weichselien reikte het landijs veel minder ver

zuidwaarts dan in de ijstijd daarvoor.  Het ijs bleef iets ten

noorden van de Elbe bij Hamburg steken. Ondanks het ontbreken

van landijs was het in ons land bitter duizenden jaren achtereen

bitter koud. Van begroeiing was nauwelijks sprake, waardoor

de bodem bloot lag aan weer en wind.  

 

Door de intense koude was de ondergrond meters diep permanent

bevroren. Droogte, zandstormen, sneeuwval en dooiwater zorgden

ervoor dat de keileemafzettingen op de hogere delen van Drenthe

op grote schaal uitspoelden en op de wind gingen. Alleen de zwaarste

bestanddelen bleven achter.

 

Het fijnere materiaal verstoof en vormde elders lössafzettingen,

het zwaardere zand werd vooral naar de brede beekdalen afgevoerd,

vanwaaruit het in de koude wintermaanden weer over de omgeving

uitwaaide.

 

 

Weichselien

De maximale uitbreiding van het landijs in het Weichselien.

 

 

Gedurende het Pleniglaciaal en dan vooral tijdens het laatste deel ervan

(28.000 - 12.500 jaar geleden) was het hier bijzonder koud. In het koud/

droge woestijnachtige landschap traden periodiek hevige zandstormen op. 

Onder deze omstandigheden kwam het op uitgebreide schaal tot

dekzandvorming. Zwerfstenen die destijds aan de oppervlakte lagen zijn

door de wisselende weersomstandigheden sterk beïnvloed. Een groot 

aantal vuurstenen vroor in die tijd letterlijk kapot.

 

 

Windlak

 

Stuivend zand op onze stranden kent iedereen. De fijne prikjes van de 

zandkorrels zijn goed merkbaar als ze de huid raken. Verstuivende zandkorrels 

maken stuiterende (=salterende) bewegingen als ze door de wind

voortbewogen worden. Het botsen tegen andere harde voorwerpen zorgt dat

deze langzamerhand gezandstraald worden. Iedere botsing van een zandkorrel

veroorzaakt namelijk een heel klein krasje. Vandaar dat glasramen aan de

kust langzamerhand mat worden. 

 

In de laatste ijstijd zijn zwerfstenen die aan de oppervlakte lagen door

verstuivend zand en stof ook glad geslepen. Vooral harde, dichte steensoorten

als vuursteen en kwartsitische zandsteen, krijgen hierdoor een typische vet- of

lakglans. In de geologie noemt men deze glans windlak.

 

 

Winderosie_windlak_-_Borger Winderosie_zandstraalwerking_en_windlak_-_Borger Winderosie_graniet_-_Borger
Monocraterionzandsteen met windlak - Borger (Dr.) Kwartsitische zandsteen met windlak - Borger (Dr.) Gezandstraalde zwerfkei van graniet met windlak - Borger (Dr.)

 

 

Vorstbarsten

 

Dit zijn scheuren en barsten in zwerfstenen die ontstaan zijn door vorstwerking.  

Vooral vuursteen is hier gevoelig voor. Vuursteen heeft weliswaar een dichte

structuur, maar door de microkristallijne bouw neemt het makkelijk water op.

Bij vorst bevriest het water in de microporiën, wat tot spanningen leidt.

Herhaaldelijk bevriezen en ontdooien veroorzaakt op den duur barsten, die

de neiging hebben geleidelijk groter en dieper te worden. In de ijstijd zijn 

op grote schaal scherven van vuurstenen afgesprongen. Voorbeelden hiervan

zijn makkelijk te vinden.

 

 

Vuursteen_met_vorstplijting Vuursteen_met_vorstsplijting_2
Vuursteen met vorstbarsten - Norg (Dr.) Vuursteen met vorstbarsten  en vlakken waar stukken van zijn afgesprongen - Nieuwe Pekela (Gr.)
 
 

 

 

Soms lijken de gevonden vuurstenen nog stevig, maar is een kleine slag

met de hamer al voldoende om ze in talloze brokstukken uiteen te laten

vallen. Deze breukgevoeligheid vormde in de prehistorie een probleem om

vooral grotere werktuigen uit vuursteen te maken. De kans op mislukken

was door de aanwezigheid van vrijwel onzichtbare vorstbarsten tamelijk

groot.

 

 

Windkanters

 

In stenige woestijnen zijn windkanters algemene verschijningen. Ze ontstaan

door verstuivend zand en stof bij winden die overwegend uit dezelfde richting

waaien. In de koude vegetatieloze poolwoestijn in de laatste ijstijd heersten

vergelijkbare omstandigheden. In die tijd ontstonden in ons land op een

aantal plaatsen eveneens talrijke windkanters.

 

Windkanters bezitten opvallend platte, vaak glanzende vlakken die een

hoek met elkaar vormen; de vlakken zijn door scherpe ribben van elkaar

gescheiden. Windkanters ontstaan alleen in situaties waar wind vrij spel

heeft in de aanwezigheid van zand en stof. Een andere voorwaarde voor het

ontstaan van windkanters is dat de wind lange tijd uit dezelfde

richting waait. In de tweede helft van de laatste ijstijd lagen in

sommige delen van ons land zwerfstenen op keizandvlakten lange tijd 

achtereen aan de oppervlakte. Waarschijnlijk zijn de meeste windkanters 

in enkele tientallen jaren tijds ontstaan. 

 

 

Windkanter_kwartsitische_zandsteen_-_Borger Windkanter_graniet_-_Borger
Windkanter van gelaagde kwartsitische zandsteen - Borger (Dr.) Windkanter van  graniet - Borger (Dr.)
Winderosie_graniet_2_-_Borger Winderosie_op_diaklaasvlak_leptietgneis_-_Borger
Geen windkanter maar wel een sterk gezandstraalde granieten kei met afgesleten facetten -  Borger (Dr.) Zwerfsteen van leptietgneis met een sterk gezandstraald diaklaasvlak en door windslijping afgeronde randen - Borger (Dr.)
 

 

 

Windkanters zijn er in allerlei vormen. Doorslaggevend waren de oorspronkelijke

vorm van de zwerfsteen en vooral ook het soort gesteente. Uit homogene,

fijnkorrelige granieten, zandstenen en kwartsieten e.d. ontstaan de mooiste

windkanters.

 

 

Overige windsporen

 

Windkanters vinden we maar op enkele plaatsen in ons land. Daarbuiten

vertonen de zwerfstenen die in het keizand zitten weliswaar kenmerken van

zandstraalwerking en polijsting, maar typische typische windkantervormen

komen we er niet in tegen. Bij veel van deze stenen zijn zeer duidelijke 

sporen te vinden van afslijting door verstuivend zand. Veel zwerfstenen uit

het keizand zijn vaak enigszins rondachtig afgeslepen, terwijl bij andere

keien sommige vlakken van de steen ietwat uitgehold zijn.

 

 

Winderosie_met_kiel_op_graniet_-_Borger Winderosie_uitblazingsputjes_-_Borger Winderosie_graniet_3_-_Borger

Sterk gezandstraalde graniet met een een door afslijting gevormde, scherpe kiel. Ook de dwarsgroeven zijn door windslijping veroorzaakt - Borger (Dr.)

Porfier met uitblazingsputjes, uitgeslepen door met zand beladen wind. De wind kwam van links  - Borger (Dr.) Graniet met uitblazingsputjes veroorzaakt door met zand beladen wind - Borger (Dr.)

 

 

Karakteristiek zijn zwerfstenen met vlakken met kuiltjes (putten) die in de

windrichting spits ellipsvormig verlengd uitgeblazen zijn. Voorwaarde voor

dergelijke uitblazingskratertjes met een 'staart' is de aanwezigheid van

aggregaten van zachtere mineralen als biotiet en hoornblende, zoals in

sommige granieten. Vergelijkbaar uitgesleten steenoppervlakken met

putten komen ook voor bij  vlekkenzandstenen. De zandkorrels in de

vlekken zijn minder sterk met elkaar verkit dan die in hun omgeving. De

vlekken werden daardoor tot ondiepe kratertjes uitgeblazen. De kuiltjes

en hun 'staarten' lopen  in dezelfde richting.

 

En dan zijn er ook nog zgn. 'napjesstenen'. Deze moeten niet verward worden 

met de napjesstenen uit de archeologie. Napjesstenen noemen we zwerfstenen

waarvan het oppervlak bezet is met talrijke aan elkaar begrenzende en deels

afsnijdende uitblazingskuiltjes. Het oppervlak van deze stenen bezit daarnaast 

meestal een sterke windlak.

 

 

Winderosie_uitblazing_vlekkenzandsteen_-_Borger Napjessteen_-_Borger
Kwartsitische vlekkenzandsteen met uitblazingskratertjes - Borger (Dr.)  Dichte kwartsitische zandsteen met een oppervlak bedekt door kleine uitblazingsnapjes - Borger (Dr.)

 

   

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


   

 


   
© 2010-heden Kijkeensomlaag.nl
Flag Counter