Diabaas is net als basalt een vulkanisch gesteente. Eigenlijk is het verschil tussen beide gesteenten niet eens groot. De verschillen tussen basalt en diabaas zijn gradueel en meest het gevolg van verschil in afkoelingssnelheid tussen lava en magma. Diabaas is de grofkorreliger variant van basalt en kan beschouwd worden als het ganggesteente van gabbro. Basalt is het uitvloeiingsgesteente daarvan. In dikke lavastromen van basaltische lava is de buitenkant na stolling als basalt ontwikkelt. Meer naar binnen kan een typische diabaasstructuur zijn ontstaan.
Diabaas is onder zwerfstenen niet erg zeldzaam. Toch ontsnappen ze
vaak aan de aandacht. Sterk verweerd zien ze er namelijk niet uit, vooral
de fijnkorrelige typen. Deze zijn soms door het bruine, roestige moeilijk karakter herkenbaar. De meer
grofkorrelige diabazen leveren minder problemen op. Deze bezitten
een opvallende, hakerige struktuur van witte in elkaar grijpende
plagioklaaskristallen.
Diabazen komen in talloze variëteiten op verschillende plaatsen in
Zweden en Finland voor. De gesteenten zijn merendeels van
Precambrische ouderdom. Paleozoïsche diabaasvoorkomens in Scandinavië zijn
bekend uit het Cambrium en het Siluur.
Diabazen vormen soms kilometersbrede gangvullingen. De gangen
bereiken op enkele plaatsen lengtes van meer dan 80km. Daarnaast
vormen ze horizontale inpersingen (sills) in andere gesteenten, zoals aan
de Kinnekulle en de Halleberg in Zuid-Zweden.
Opvallend bij grofkorrelige diabazen is de typische structuur. Deze wordt veroorzaakt door witte, kriskras gerangschikte
plagioklaaslijstjes, die onder alle mogelijke hoeken met elkaar
vergroeid zijn. Hierdoor ontstaat een karakteristieke, hakerige structuur. Deze noemt men ofietisch.
De ruimten tussen de plagioklazen zijn opgevuld met donkere, meest
zwarte mineralen, veelal augiet en metaalglanzende magnetiet.
Soms komen tussen de plagioklazen korrels voor van geelgroene
olivijn. Dergelijke olivijndiabazen zijn meest grofkorrelig en zijn
grijs van kleur.
Diabaas is door gaans een zeer taai gesteente, maar niet erg hard.
Dit is vooral te danken aan de typische structuur van het gesteente
met zijn in elkaar grijpende mineralen. In de oudheid wist men deze
eigenschap van diabazen op waarde te schatten. Men maakte er allerlei
soorten bijlen en wapens (strijdhamers) van die aan houten stelen
werden geschacht. Met behulp van kleinere stenen werd de ruwe vorm
verkregen (pecking). Vervolgens werden de bijlen glad geslepen en
van een snede voorzien.
Bijlen van diabaas gingen niet makkelijk kapot, in tegenstelling tot
die van vuursteen. Vuursteen is weliswaar scherper, maar ook veel
brosser dan diabaas. Het kappen van bomen met bijlen van diabaas
en aanverwante gesteentesoorten blijkt vrij effectief te zijn.
Vaak ogen zwerfstenen van diabaas, ondanks hun hoge ouderdom, nog bijzonder
fris. Dat in Precambrische diabazen überhaupt nog olivijn voorkomt
is zonder meer bijzonder te noemen. In de meeste andere basische gesteenten met
olivijn is dit laatste mineraal vrijwel altijd omgezet.
In zwerfsteenboeken worden verschillende typen diabaas vermeld.
De beschreven soorten zijn meestal aan een voorkomen in Scandinavië
gekoppeld. Naast fijnkorrelige typen zoals 'Oejediabaas' zijn er ook
uitgesproken grofkorrelige diabazen zoals 'Asbydiabaas', 'Hälleforsdiabaas'
en 'Hunnediabaas'. Niet zelden zijn diabazen porfirisch ontwikkeld.
Ze bevatten dan hoekige, witverwerende eerstelingkristallen van plagioklaas.
Sommige diabazen bevatten fragmenten van gneis, kwartsiet of graniet.
Deze xenolieten zijn bij vulkanische uitbarstingen uit het omringende
gesteente losgewerkt en in het nog vloeibare magma en/of lava opgenomen.
Zwerfstenen van diabaas zijn ongeschikt als gidsgesteente. Ze zijn te variabel.
Bovendien kunnen op het oog identieke diabaastypen afkomstig
zijn van verschillende locaties in Scandinavië. Desondanks is het
goed mogelijk om een aantal typen onder onze
zwerfstenen te onderscheiden.
Terzijde
Wat naamgeving betreft is er bij diabazen sprake van een Babylonische spraakverwarring.
Het gesteente gaat onder verschillende namen door het leven. Het is maar net in welk land
men vertoeft. Zwerfsteendiabazen met hun hakerige structuur worden in Scandinavië en
in de Verenigde Staten net als bij ons diabaas genoemd. In Engeland noemt men dergelijke
gesteenten doleriet. Deze laatste naam kennen wij ook. Bij ons is doleriet een meer fijn-
tot middelkorrelige, niet ofietische basaltisch gesteente.
In Engeland en Duitsland verstaat men onder diabaas weer iets anders. Vooral in Duitsland
heeft men er een rommeltje van gemaakt. De naamgeving is gebaseerd op ouderdomsverschillen.
Diabazen zijn in Duitsland basische vulkanieten van Devonische ouderdom die vergaand omgezet zijn. Bij ons staan deze Duitse diabazen bekend
als 'groenstenen'. Wij kennen het begrip groensteen ook onder zwerfstenen. Daar zijn het sterk
omgezette basische gesteenten als gabbro's, diabazen, basalten e.d.. De ouderdom is niet
belangrijk.
Basalten en diabaasachtige gesteenten van Permische ouderdom noemt men in Duitsland
melafier(amandelsteen). Kunt u het nog volgen? Vaak bezitten deze gesteenten talrijke kleine en grotere met
minerale uitscheidingen gevulde gasblazen. De naam 'melafier' of 'melafieramandelsteen'
wordt in de zwerfsteenkunde ook gebruikt voor overeenkomstige Precambrische paleobasalten.
Basische vulkanieten die na de Permperiode op talloze plaatsen in Duitsland zijn gevormd
noemt men daar gewoon basalt.
Uit bovenstaande wordt duidelijk dat het beter zou zijn om
meer eenheid te brengen in de naamgeving. Basalt zou gereserveerd kunnen worden voor fijnkorrelige al
dan niet porfierische, basische gesteenten, die mineralogisch niet omgezet zijn en die in
het Tertiair en het Holoceen door stolling uit lava zijn ontstaan. De meer korrelige typen kunnen doleriet
genoemd worden. Alle oudere, fijnkorrelige basische vulkanieten kunnen in het vervolg beter aangeduid worden als 'paleobasalt',
worden inclusief de fijnkorrelige diabazen. Als onder deze laatste porfierische typen onder schuilen dan
kan dit in de naamgeving tot uitdrukking worden gebracht. Dit is ook het geval met paleobasalten met opgevulde gasblaasjes.
Diabazen
Zijn ganggesteenten met dezelfde samenstelling als die van basalt. Door een langzamere afkoeling
van het magma in spleten in de aardkorst konden zich grotere kristallen vormen.
Diabazen van het Asby-type
Asbydiabazen zijn door hun duidelijke ofietische structuur het makkelijkst als diabaas te herkennen.
De plagioklaaslijsten vormen een netwerk van smalle witte lijsten. De ruimten tussen de
plagioklaaslijsten zijn opgevuld met pyroxeen (augiet), magnetiet en soms veel geelgroene olivijn.
Kinnediabazen
Zijn typisch gevlekte diabazen die vooral voorkomen aan de Kinnekulle en op Billingen in Zuid-Zweden.
Vergelijkbare diabazen komen ook voor in het zuidwestelijke kustgebied van Zweden.
![]() |
![]() |
Kinnediabaas - Zwerfsteen van Weissenhaus, Oostzee (Dld.). |
Kinnediabaas - Zwerfsteen van Weissenhaus, Oostzee (Dld.). |
Porfierische Oejediabazen
Oejediabazen zijn fijn - tot zeer fijnkorrelige diabazen met een ofietische structuur. Dikwijls bevatten
ze eerstelingen van plagioklaas, die aan de buitenzijde van de stenen wit verweren.
Monzodiabazen
Monzodiabazen bevatten een wisselend percentage meest roodachtige kaliveldspaat, soms vergezeld
van enige kwarts.
Sferoïdale verweringsvorm van diabazen
![]() |
![]() |
Sferoïdale verwering van een korrelige diabaas - Zwerfsteen van Groningen. |
Sferoïdale verwering van fijnkorrelige Oejediabaas - Zwerfsteen van Groningen. |
Diabaas met insluitsels
![]() |
Korrelige diabaas met insluitsels van graniet - Zwerfsteen van Ellertshaar (Dr.). |
Voorbeelden van verweerde zwerfsteendiabazen