De lotgevallen van de witte Balkazandsteen van Borger
Het persoonlijke levensverhaal van een zwerfsteen
Tja, waar zal ik beginnen? Het is al zo lang geleden, allicht dat je dingen
vergeten bent en verkeerd uitlegt. Afin, allereerst mijn uiterlijk. Ik ben nogal
groot uitgevallen, grijswit van kleur en behoorlijk hoekig ook. Heel anders
dan veel andere zwerfkeien, die vaak meer rondingen bezitten. Dat hoekige
is omdat ik keihard ben, letterlijk dan. Je zult moeite hebben om mij met
een hamer klein te krijgen. Gek eigenlijk, want ik besta louter uit zandkorrels,
maar bij mij zitten die heel stevig aan elkaar gebakken. Mensen noemen dit
zandsteen, ikzelf hou het liever op kwartsietische zandsteen. Want afspraak is
afspraak, de zandkorrels zijn met hetzelfde spul verkit als waaruit wij bestaan:
silica ofwel kiezel. Sla je een stuk van mij af dan gaat de breuk dwars door de
zandkorrels heen. Bij gewone zandsteen gebeurt dat niet. Vandaar.
![]() |
Balkazandsteen van de zijkant gezien met verticale graafgangen van waarschijnlijk wormachtige organismen. |
Ik ben dus een zeer stevige zandsteen, hoewel ik niet zo geboren ben. Daar
gaat een verhaal aan vooraf. De zandkorrels waar ik uit opgebouwd ben begonnen hun
leven onwaarschijnlijk lang geleden op kilometers diepte in de aardkorst. Je
moet weten dat die zandkorrels eigenlijk afgeronde stukjes kwartskristal zijn. Toegegeven,
mooi zijn ze niet, bij kristallen stel je je doorgaans iets anders voor, maar het
waren echte kristallen en samen met een hoop andere waren we onderdeel
van een graniet.
Graniet is een harde en vaak ook een kleurige steensoort, die door kristallisatie
uit gloeiendheet magma gevormd is. Eenmaal ontstaan duurde het een ongans
lange tijd voordat de graniet waar ik als kwartskristal in zat aan het aardoppervlak
kwam. Dat komt omdat gesteenten in gebergten goed tegen weer en wind bestand
zijn. Ze verweren wel, zeker, alleen duurt dat erg lang, miljoenen jaren vaak.
![]() |
![]() |
Bohuslangraniet - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.). |
Filipstadgraniet - Zwerfsteen van Horne Naes, Fünen, Dk. |
Graniet verweert op den duur ook, valt in brokken en gruis uiteen en lost zelfs ten
dele op. Met andere woorden, het gebergte dat bovenop de graniet lag moest eerst
verweren en verdwijnen. Pas daarna kwam het granietgesteente met mij 'aan boord'
aan de beurt. Uiteindelijk, na een verweringsproces van miljoenen jaren, was de bevrijding daar, om het zo maar te zeggen.
![]() |
Kwarts is een veel voorkomend bestanddeel in gesteenten. Vooral graniet is er rijk aan. Kwarts is zeer bestendig tegen chemische aantasting, het verweert vrijwel niet. Alleen mechanisch wordt het verkleind tot bijvoorbeeld zandkorrels. Vandaar dat we overal op de wereld zand en zandlagen vinden die vrijwel geheel uit kwarts bestaan. |
Het bijzondere van verwering is dat sommige kristalsoorten door regen- en
grondwater oplossen. Kwarts, waar ik uit besta, doet dat niet. Dit mineraal is daar
ongevoelig voor. Chemisch sta ik als rond kwartskorreltje dus mijn mannetje. Alleen langs mechanische weg, door botsen, schuren of breken,
krijg je mij klein. Dit gebeurt vooral in snelstromende bergbeken, rivieren en langs stranden van ondiepe zeeën. Maar
ook door het ijs van gletsjers en landijs treedt hevige slijtage op, als er weer eens
een ijstijd langs kwam. Kwarts in graniet vergruist zo tot zandkorrels. Na kortere
of langere tijd komen die tenslotte in zee terecht. Daar worden ze door stromingen,
golfwerking en ook op het strand door de wind op grootte gesorteerd en verder afgerond.
Nu is het zo dat los strandzand, als dat begraven raakt, na verloop van tijd in
zandsteen verandert. Dat gebeurt overal op aarde. Samen met miljoenen andere
kwartskorrels veranderen die in .... zandsteen, kwartsitische zandsteen als het kitmiddel
kiezelig is, kalkzandsteen als de korreltjes door kalk (calciet) zijn verkit.
Terug naar mijn levensgeschiedenis. Vroeger, om precies te zijn zo’n 540 miljoen jaar
geleden, was ik als zandkorrel onderdeel van een heerlijk stukje strand. Zacht strandzand
met de kabbelende golven van eb en vloed aan mijn voeten. Later verzakte de bodem
wat, waardoor ons strand in een ondiepe zeebodem veranderde. Dat bleef niet zonder gevolgen. Je
moet weten, toen leefden er ook al beesten in zee, niet van die grote, maar ze waren er wel en ze waren
met zijn velen. Vooral wadpierachtige dieren en andere wormachtigen kropen, groeven en
rommelden in en over mij en mijn buurkorrels heen. Met elkaar vormden deze beesten één grote kolonie. Deze wormen
hebben de bovenkant van ons stukje zeebodem helemaal zitten verrommelen. Allemaal
graafgangen, mannetje aan mannetje, waar de beesten in samenhokten. Enfin, zij een
hoop plezier, mijn vrienden en ik ondergingen het gelaten, want wat moet je anders
als losse zandkorrels op de bodem van een een ondiepe zee?
De echte verandering kwam toen de zee dieper werd en wij bovenaan bedekt raakten
met donker, stinkend slib. Tot overmaat van ramp werd die sliblaag steeds dikker. Dat
drukte na een tijdje behoorlijk op ons gemoed. Wij konden het beste met die druk
omgaan door samen een hecht verband te vormen. Nu konden wij dat niet zelf, maar
water dat tussen onze korrels in de poriën zat loste het probleem op. Daarin zat namelijk
een heel klein beetje kiezel in opgelost, nota bene afkomstig van onszelf, van plaatsen
waar wij heel stevig op elkaar drukten. Met die opgeloste kiezel kwamen we aan elkaar
vast te zitten. Dat gaf lucht, hoewel niet letterlijk. Wel konden we zo beter tegen het
gewicht en de stress. Toen dat eenmaal geregeld was, konden wij als voormalig
strandzand, pardon, kon onze zandsteenlaag tegen een stootje. Strand weg, zeebodem
weg, wormen weg, maar mijn soortgenoten en ik bleven bewaard, inclusief de graafgangen.
![]() |
Bovenkant van de Balkazandsteen met dwarsdoorsneden van de U-vormigegraafgangen (Dit type levensspoor noemt men Diplocraterion). In de grijze strepen zijn aan de uiteinden lichtkleurige rondachtige vlekjes zichtbaar. Dit zijn de opvullingen van de verticale graafgangen. |
Er volgde een lange tijd waarin het zandsteenleven goed te doen was. Weinig
druk of ander malheur. Wel kwam ik zo nu en wat dieper in de aardkorst te
zitten, maar altijd was er een weg terug. Ook op het laatst. Ik kwam weer aan
de oppervlakte te liggen. Wil je wel geloven dat ik verrukt was toen ik dat merkte.
Ik lag weer in een positie die niet veel verschilde van vele miljoenen jaren eerder,
toen we nog een heus strand vormden. Ik bevond mij samen met mijn omgeving
vlak aan de rand van een heuse zee, alsof ik weer strand was. Maar eenmaal steenhard
ben je geen echt strandzand meer, maar een kniesoor die daar een punt van maakt.
Van een afstand gezien valt het niet eens zo op. Waar dat was? Op het Deense
eiland Bornholm, bij Balka, aan de oostkust.
Mijn omgeving en ik hadden het zo te zeggen naar ons zin met al dat zeewater
dichtbij, tot…. ja, tot er weer iets begon te veranderen. Weet je, ben je eenmaal op leeftijd dan
heb je een bloedhekel aan veranderingen en nieuwe dingen. Wat dat betreft zijn we net mensen.
Het werd koud. En niet zo’n beetje ook. IJstijden noemen ze die, geloof ik. Het werd
kleumen, duizenden jaren achtereen. Een belevenis was het wel, want in mijn hele
lange leven had ik zoiets niet eerder meegemaakt.
![]() |
![]() |
De Balkazandsteen is als vast gesteenten ontsloten aande oostkust van het Deense eiland Bornholm bij Balka. |
Detail van het oppervlak met de streepvormige doorsnedenvan de graafgangen. |
Op een gegeven moment kwam er met die bittere kou vanuit het noorden een massa ijs
aanzetten, het leken wel gletsjers, maar dan veel groter. Het ijs bedekte mij en mijn buren en vroor
zelfs aan ons vast. Zodoende werd er behoorlijk aan ons getrokken en ook het gewicht van het ijs was
bepaald niet gering. Nu kunnen wij zandkorrels veel hebben, maar er zijn grenzen. Op een gegeven moment
gaven mijn kwartskorrellotgenoten en ik ons gewonnen. We braken los van de rest en dat
hebben we geweten. Vastgevroren in het ijs werden we meegenomen op een enkele reis
naar het zuidwesten, onze Lieveheer weet waarheen precies. Onderweg kwam ik andere
keien tegen, ook al van die harde en weerbarstige typen. En maar drukken, stoten en schuren.
Er was bijna geen houden aan. Toch hebben wij het gered, al was het kantje boord. Van ons
stuk braken van de randen delen af en onze hoeken werden ruw afgeschuurd.
Na een reis die wel een paar duizend jaar moet hebben geduurd, kwam het brok met ik erin
op zijn bestemming aan. Dat wil zeggen, het transportbedrijf 'íjstijd' stopte er mee. Het
koude spul waarin ik vastgevroren zat smolt weg. Ik kwam te midden van een hoop natte
kleverige modder in een omgeving te liggen die ik volstrekt niet
kende. Dat die streek in de buurt lag van het latere Borger, wist ik toen nog niet. Na
verloop van tijd raakte ik bedekt met keien die van een hoger niveau uit het ijs op mij terecht
kwamen, ook weer samen met een hoop natte modder. Deze prut met stenen veranderde na
een tijdje in stevige leem, die langzaam van kleur verschoot. Eerst grijs maar allengs steeds
roestkleuriger. Om mij heen lagen veel zandkorrels met ijzer erin. Die kunnen niet goed tegen
zuurstof uit de lucht, dus die gaan roesten. Vandaar dat de leem langzamerhand bruinrood
van kleur werd. Onderwijl had ik rust, eindelijk. Wat een weelde na zoveel gehos en gehannes.
![]() |
Balkazandsteen met drukbarsten. Een ander type Balkazandsteen uit dekeientuin bij het Hunebedcentrum in Borger met drukbarsten als gevolg van het ijstransport. |
Om het verhaal af te ronden: Op een gegeven moment begon het boven mij
opnieuw te schuren en te rommelen. Deze maal geen ijs, maar machines met
mensen erin. Die groeven mij op. Ik had mazzel dat ik door mijn witte kleur opviel.
Daar was geld mee te verdienen, hoorde ik. Mooie kleur, vond men, prachtige vorm
ook met mooie vlakke kanten. "Hier houden tuinliefhebbers van", hoorde ik mompelen.
Een tijdlang stond ik met veel soortgenoten in de verkoop in een soort buitenetalage
naast een boerderij. Die plek was mijn redding. Iemand van het Hunebedcentrum in
Borger zag mij liggen en was gelijk ‘verloren’. “Een steen van Bornholm", riep hij, "een
Balkazandsteen met graafgangen erin van miljoenen jaren oud”. “Die moeten
wij hebben voor onze keientuin”.
En zo gebeurde het dat ik andermaal op reis ging, maar deze keer niet ver. Ik werd op een
wagen geladen en samen met een aantal andere keien bij het Hunebedcentrum op een
grasveld gekieperd. Ze hebben plannen met ons, vernam ik. Komt er dan nooit een einde
aan dat eeuwige reizen en trekken, dacht ik nog even. En waarachtig, mijn diepgevoeld
verlangen naar rust kwam uit. Ik hoefde zelfs niet buiten te liggen. Ik kreeg onderdak
om te figureren in een tentoonstelling over keien. Een buitenkansje. Op zo'n prominente
plaats zing ik het wel weer een tijdje uit.
De miljoenen jaren oude grijswitte Balkazandsteen uit het Onder-Cambrium van Bornholm
(Denemarken) met zijn tientallen doorsneden van U-vormige wadpier-achtige graafgangen is te zien in de
zwerfsteententoonstelling in het Hunebedcentrum in Borger(Dr.).