Linagraniet was tot voor kort een in ons land onbekend gidsgesteente. De vondst van een aantal zwerfstenen in het Hondsruggebied brengt daar verandering in.
Enkele jaren jaren geleden kreeg Sorselegraniet het etiket
opgeplakt van ‘lange-afstands-kampioen’. Er was tot dan toe
geen gidsgesteente bekend die nog noordelijker uit Zweeds
Lapland vandaan kwam. Met de vondst van zwerfstenen
van Linagraniet raakt Sorselegraniet deze titel echter kwijt.
![]() |
Vereenvoudigde geologische kaart van Noord-Zweden (gewijzigd naar Stephens et all, 1994). Linagraniet vormt rond de stad Gällivare in Norrbotten een areal van ruim 10.000 km2. |
Rond de Noordzweedse plaats Gällivare in de provincie Norrbotten
beslaat Linagraniet, verdeeld over een aantal verspreid liggende
voorkomens, een gebied van maar liefst 10.000 km2. Afhankelijk
van de locatie worden een aantal typen van deze graniet
onderscheiden. Sommige zijn gneisachtig ontwikkeld, andere
Linagranieten zijn dat niet of nauwelijks. Naast middelkorrelige
typen komen ook meer fijnkorrelige Linagranieten voor met
kleine zwarte spikkeltjes van biotiet. Weer andere zijn porfierisch
met talrijke dieprose kaliveldspaten en blauwgrijze
kwartseerstelingen. Kortom, bij het herkennen van gidsgesteenten
moeten we ook in het geval van deze Linagraniet rekening houden
met verschillende typen.
Van Linagraniet bestaan voor zover bekend drie hoofdtypen die
voor zwerfsteenzoekers interessant zijn: 1) een gneisgranietisch
type, 2) een gelijkkorrelig niet gedeformeerd type en 3) een
porfierische variant. Het gneisachtig type is geologisch gezien het
oudst (ca. 1780 miljoen jaar). De andere granieten zijn jonger,
ongeveer 1530 miljoen jaar.
Gneisgranietische Linagraniet
Van de gneisgranietische variëteit zijn, voor zover bekend, slechts twee zwerfstenen in Nederland herkend. Eén is gevonden in
Oostbaltische keileem op de oostelijke Hondsrugtak bij Bronneger.
Zeer onlangs werd een tweede exemplaar ontdekt in de zwerfsteencollectie
van het Universiteitsmuseum in Groningen. Deze steen is afkomstig uit
Oostbaltische keileem van de Hondsrug in de stad Groningen. Op het breukvlak toont
deze gedeformeerde Linagraniet enige gelijkenis met de eveneens
Oostbaltische Botnische gneisgraniet, zij het dat deze laatste niet of nauwelijks
plagioklaas bezit. Dit veldspaatmineraal is in Linagraniet wel aanwezig.
Om een beeld van de gneisgranietische Linagraniet te krijgen
geef ik hier de beschrijving weer, die J.G.Zandstra (1988) van deze variëteit geeft:
"De samenstelling van deze vorm komt geheel overeen met het 'ongelaagde' type. Gebergtevorming heeft hier veel invloed gehad; het blijkt reeds bij de eerste aanblik uit de onregelmatige vorm (vaak splintervorm) en het 'gekneusde' oppervlak van de veldspaten. Het gesteente is middel- tot fijnkorrelig: de kleur, licht- tot volrood, wordt veroorzaakt door kaliveldspaat; de lichte tint van de plagioklaas beïnvloedt de totaalkleur slechts weinig. Ook de met kaliveldspaten samenhangende mortelkransen zijn rood. De fijn suikerkorrelige kwarts vormt een 'witte' tussenmassa: soms treedt ook een enkele zelfstandige grijze kwartskorrel op. De vertande opbouw van de matrix zorgt voor een korreling, die aan Järngneis herinnert; de aanwezigheid van magnetiet versterkt dit effect".
![]() |
![]() |
Gelijkkorrelige Linagraniet - Zwerfsteen van Borger (Dr.). |
Gelijkkorrelige Linagraniet, detail van de foto hiernaast. |
Gelijkkorrelige Linagraniet
Van dit type is voor zover bekend tot dusver slechts een zwerfsteen gevonden. Deze
gelijkkorrelige variant van Linagraniet is grijsrood,
maar roserode en oranjerode kleurtypen zijn ook bekend. Het
gesteente is doorgaans fijn- tot middelkorrelig, maar iets grover
gekorrelde typen komen eveneens voor. Ook de samenstelling is niet
constant. Gewoonlijk komt naast roodachtige kaliveldspaat vrij
veel gele plagioklaas voor. Biotiet is gewoonlijk in de vorm van
kleine donkere spikkeltjes aanwezig, maar de percentages wisselen.
In gevallen met meer biotiet vormt dit mineraal onregelmatige
diffuse banden, waardoor het gesteente iets donkerder van kleur
wordt. Bij weinig biotiet wordt het gesteente meer aplietisch of
pegmatitisch van aard. Bijzonder is dat apliet en pegmatiet in
Linagraniet veelvuldig voorkomen; op veel plaatsen wordt de
graniet doorsneden door gangen en aders, plaatselijk vormt de
pegmatiet ook grotere lichamen.
Kwarts is veel aanwezig en is (licht)grijs van kleur. Het mineraal
komt in twee generaties voor. Verspreid in het gesteente komen
tot ca. 4mm grote, ietwat licht blauwgrijs gekleurde en onregelmatige
gevormde kwartsen voor. Ze zijn gecorrodeerd en bevatten soms
kleine witte puntjes van veldspaat. De overige kwartsen zijn helder,
kleiner en vaak hoekig van vorm. Ze komen afzonderlijk voor in de
veldspaatmassa, soms vormen ze kleine aggregaatjes.
Porfierische Linagraniet
Bijzonder is dat de porfierische variant van Linagraniet als
zwerfsteen het meest gevonden wordt. Op een excursie door
zuidoost Drenthe werden onlangs op drie verschillende locaties
(Erica, Nieuw-Dordrecht en Emmen) drie zwerfblokken van dit
type gevonden. In alle drie gevallen waren de stenen door
humuszuren sterk gebleekt, maar de zwakporfierische structuur
met centimetergrote matwitte tot groenachtige hoekige plagioklazen
in een lichtrose matrix is desondanks duidelijk te herkennen. In
de keientuin in Borger liggen vijf zwerfblokken van porfierische
Linagraniet, waaraan de kenmerken beter te zien zijn.
Zowel plagioklaas als kaliveldspaat vormen talrijke vaak (afgerond)
hoekige eerstelingen. De plagioklazen zijn aan de buitenzijde
van de zwerfstenen matwit tot geelwit van kleur. Op het breukvlak
verraden sommige van de grotere plagioklazen zich door een
(blauw)groenachtige kleur. In de rosegekleurde matrix zijn ze
makkelijk te ontdekken. De groene en soms ietwat blauwgroene
kleur wordt veroorzaakt door zeer fijn verdeelde epidoot. Sommige
plagioklazen zijn gezoneerd. Een enkele groene plagioklaas bevat in
het centrum kleine insluitsels van donkere mineralen.
De kaliveldspaateerstelingen zijn doorgaans dieper rose gekleurd
dan de matrix. De grootte ervan ligt rond 1cm of iets meer. Vaak
is de kern ervan intenser van kleur dan de rand. Op het verweerde
en gebleekte oppervlak tonen de kaliveldspaten vaak een smalle
lichte zoom. Op het breukvlak spiegelen ze onregelmatig. Hier uit
zich ook de geringe deformatie; de vertande splijtvlakjes zijn
ietwat oneffen en soms gebogen.
Kwarts is talrijk aanwezig. Echter, op het breukvlak is het mineraal
onopvallend, op het verweerde oppervlak daarentegen tekenen
de kwartsen zich duidelijk tegen de veldspaatmassa af. Kwarts
komt in twee generaties voor. Als eersteling vormt het verspreide,
tot een halve centimeter grote korrels van grijze tot licht blauwgrijze
kleur. De vorm ervan is onregelmatig. De kwartsen zijn gecorrodeerd,
ze bevatten hier en daar kleine insluitseltjes van witte veldspaat. De
overige kwartsen zijn kleiner, glashelder tot lichtgrijs en hebben meest
een onregelmatige of hoekige vorm. Ze komen zowel verspreid als in
kleine groepjes in het gesteente voor. Vorm en voorkomen van
de kwartsen herinnert aan Sorselegraniet.
Op het breukvlak verlenen de talloze splijtvlakjes van kaliveldspaat
het gesteente een levendig effect. Nu valt ook op dat het gesteente
enige deformatie heeft ondergaan. Afgezien van de centimeter grote
eerstelingen zijn de korrelgrenzen van de kaliveldspaten in de matrix
onduidelijk en vertand en zijn ze onregelmatig van vorm. In twee
zwerfstenen zijn de veldspaateerstelingen gebarsten. De barstjes
lopen parallel aan elkaar in dezelfde richting. Het breukvlak van
porfierische Linagraniet doet denken aan dat van Bornholmgraniet.
De herinnering aan Bornholmgraniet wordt nog versterkt door enkele,
verspreid voorkomende rode vlekjes van hematiet. Biotiet vormt
verspreid kleine donkere vlekjes, soms met enige roestvorming. In
veel zwerfstenen komen xenolieten van meer basische samenstelling
voor.
De aanwezigheid van kleine kristallen van titaniet is karakteristiek.
Dit mineraal verweert lichtgeel, waardoor het makkelijk te ontdekken
valt. Het talrijkst is het mineraal in gezelschap van biotiet, maar het
vormt ook afzonderlijke kleine kristallen tussen de veldspaten.