De band- en streepvormige leucosomen bestaan uit een
granietisch mengsel van veldspaat en kwarts, bij hogere vormingstemperaturen
vergezeld van biotiet, hoornblende en/of andere mineralen. De
bestanddelen in de leucosoom kunnen kleinkorrelig zijn, soms
zelfs aplietisch. Niet zelden bestaan de dikkere leucosomen uit
grootkorrelige pegmatiet.
![]() |
![]() |
Migmatiet (lagengneis) - Zwerfsteen van Hubertsberg, Oostzee (Dld.). De leucosomen zijn magmatisch van karakter. Ze bestaan voornamelijk uit kaliveldspaat en kwarts, bestanddelen die door partiële opsmelting afkomstig zijn uit het metamorfe gesteente eromheen. |
Migmatiet - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.) De mineralen in de leucosomen zijn soms fijnkorrelig of aplietisch. Soms vormen ze een grove graniet. Vooral in bredere of grote lensvormige leucosomen is het nieuw gevormde gesteente vaak ontwikkeld als een pegmatiet, soms vergezeld van granaten. |
Eerder werd wel verondersteld dat het magmatische karakter
van leucosomen het gevolg was van injectie van magma in
scheuren en spleten in het gesteente (lit-par-lit injectie). Dit
is bij migmatieten niet houdbaar gebleken. Het zal in enkele
gevallen wel plaatsgevonden hebben, maar het merendeel
ontstaat anders. Leucosomen ontstaan vooral door partiële
opsmelting van bestanddelen in het omringende gesteente.
De indruk bestaat dat het gesmolten silicaatmengsel slechts
over een geringe afstand is verplaatst. Experimenten in laboratoria
tonen aan dat het bij bepaalde druk- en temperatuurverhoudingen
mogelijk is om uit klei of met klei- en veldspaatdeeltjes, maar ook in
verontreinigde zandstenen opsmeltingen als in migmatieten
na te bootsen. Dit vindt plaats bij temperaturen van ca. 670oC.
![]() |
![]() |
Migmatiet (diatexiet) - Zwerfsteen van Sassnitz op Rügen (Dld.). Het gesteente op de foto getuigt van een vergaande vorm van rekristallisatie, waarbij opsmelting en metasomatose hand in hand gaan. De donkere met kaliveldspaat en kwarts verrijkte paleosoom steekt af tegen de meer homogene graniet-achtige delen. Dergelijke typen rangschikt men onder de nebulieten. |
Migmatiet - Zwerfsteen van Sassnitz op Rügen (Dld.). Voorbeeld van vergaande diatexis, waarbij het karakter van de migmatiet nog te herkennen is aan de donkere band (=paleosoom) over het midden. Het overgrote deel bestaat uit een enigszins ongelijkkorrelig type biotietgraniet (neosoom). |
Uit de structuren in migmatieten blijkt dat onder extreme
omstandigheden geleidelijk steeds meer componenten van het
metamorfe gesteente in vloeibare toestand over gaan. Naast
veldspaat en kwarts zijn dat biotiet, hoornblende, pyroxeen e.d.
Voorbeelden van dergelijke opsmeltings/vormingsprocessen
komen in noordelijke zwerfstenen dikwijls voor. We vinden
regelmatig zwerfstenen waarin het opsmeltings/diffusieproces ver
gevorderd is. We zien een gesteente waarin het oorspronkelijke
beeld van een metamorf gesteente langzamerhand ingeruild wordt
voor dat van een stollingsgesteente. Het metamorfe karakter van
het gesteente wordt diffuus door het verschijnen van steeds meer
nieuwvormingen van veldspaat, kwarts en donkere mineralen. Het
uiteindelijke resultaat is een gesteente dat slechts aan enkele
vage restanten van gneis of aan korrel-onregelmatigheden nog als migmatiet te
herkennen is. Dergelijke migmatietische overgangsgesteenten noemt men nebulieten
(‘nebula’ = mist). Nebulieten zijn als zwerfsteen allerminst zeldzaam.
Hieronder wordt daar nader op ingegaan.
Verdieping
Migmatieten tonen een rijke variatie in grootte en aantallen leucosomen. De omstandigheden
waarbij deze zijn gevormd wisselden van plaats tot plaats. Afhankelijk van de graad van
metamorfose en mate van opsmelting worden bij migmatieten wel begrippen als Anatexis,
Metatexis en Diatexis gehanteerd.
Anatexis is het proces van gedeeltelijke of algehele opsmelting van een bestaand
metamorf gneisachtig gesteente. Migmatieten zijn dus anatexieten.
Metatexis is het stadium van opsmelting van een bestaand metamorf gesteente waarbij
er lichtkleurige banden, strepen en vlekken (leucosomen) van veldspaat en kwarts gevormd
worden, die het gesteente in alle richtingen doorkruisen. Dit zijn de gesteenten waar dit
hoofdstuk over gaat.
Diatexis is anatexis in een vergevorderd stadium waarbij mineralen als biotiet en
hoornblende, die een hoger smeltpunt hebben, ook opsmelten en samen met veldspaat
en kwarts in leucosomen kristalliseren. Bij diatexis verdwijnt heel geleidelijk het
onderscheid tussen paleosoom en neosoom. Er ontstaan gesteenten die steeds meer
kenmerken krijgen van graniet.