Nebulitische migmatieten komen onder zwerfstenen veel voor. Veelal
houdt men ze voor gewone granieten met hier en daar een donkere
vlek, veeg of andere onregelmatigheid. Nebulieten vormen in feite de
overgang van metamorfe naar magmatische gesteenten. Ze zijn het
sluitstuk, het laatste stadium in de gesteentekringloop.
De naam ‘nebuliet’ is afgeleid van ‘nebula’ dat mist of nevel betekent.
Bij nebulietische migmatieten kijk je als het ware door de mist naar het
oorspronkelijk metamorfe gesteente, waarvan de kenmerken nauwelijks
nog als zodanig zijn te herkennen.
Het verschil tussen paleosoom en neosoom is bij nebulieten slecht of
nog maar op enkele plaatsen te herkennen. Vaak oogt het gesteente
als een normale graniet met hier en daar grover of fijner gekorrelde
partijen, die als ze onduidelijke strepen vormen, soms iets van een
parallelstructuur laten zien.
![]() |
![]() |
Kaliveldspaat is het hoofdbestanddeel. Samen met een wisselend
percentage plagioklaas, kwarts en biotiet onderscheiden nebulieten
zich nauwelijks van gewone granieten. Toch zijn in zwerfstenen vaak
donkere, biotietrijkere gedeelten aanwezig. De vlekken zijn wisselend
groot en zeer onregelmatig van vorm en niet zelden onduidelijk begrensd.
Ook de korrelgrootte van de mineralen wisselt nogal. Regelmatig
zijn in nebulieten overgangen naar meer pegmatietische partijen te zien.
Daarnaast komen dun uitlopende slierten en vegen voor in de vorm van
gneisachtige restanten, die hun metamorfe karakter verraden door een
geringe streping en een iets hoger percentage donkere mineralen.
![]() |
![]() |
Meermalen blijken grote zwerfblokken van graniet bij nadere
beschouwing nebulieten te zijn. Dat ‘nader beschouwen’ kun je vertalen
met ‘op enige afstand bekijken’. De stenen blijken vaak een vaag
patroon van parallelle banen, vegen en strepen te tonen waarin de
mineralen korrelgrootteverschillen laten zien. Hoewel graniet, herinnert
de structuur in de verte aan dat van een onduidelijke gneis.