De afdeling Gidsgesteenten onder noordelijke zwerfstenen is geen statisch geheel. Misschien dat de soortenbehandeling in de zwerfsteenliteratuur wel die indruk wekt, maar in werkelijkheid wordt de lijst vrijwel ieder jaar met nieuwe typen aangevuld. Even voor alle duidelijkheid: Gidsgesteenten zijn zwerfstenen met een aantal specifieke kenmerken, waarvan het herkomstgebied in Scandinavië bekend is.
De meeste gidsgesteenten zijn van graniet of van porfier, magmatische gesteenten dus. Momenteel
zijn er ca. 150 soorten bekend. De overige gesteentegroepen zijn sterk
ondervertegenwoordigd. Met name onder sedimentaire en
metamorfe zwerfstenen bestaan weinig gidsgesteenten. Zwerfstenen uit deze beide
categorieën bezitten weinig of geen vaste kenmerken of ze komen
op meerdere plaatsen in Scandinavië voor. Hét kenmerk van een
gidsgesteente is dat het voorkomen van het moedergesteente mogelijk
beperkt moet zijn tot één gebied en dat het voorkomen ook niet al te
groot dient te zijn.
De laatste jaren zijn vooral uit Zweden een aantal nieuwe gidsgesteenten
bekend geworden, waaronder enkele die van metamorfe oorsprong zijn.
Eén ervan wordt hier gepresenteerd: vlammenpegmatiet.
Hoewel de naam anders doet vermoeden, is vlammenpegmatiet een
metamorf gesteente. Het is een gneis, maar van een type dat ontstaan
is uit een granietische pegmatiet. Het gesteente bezit vooral in
onverweerde toestand heldere, contrasterende kleuren. Dat maakt
dat zwerfstenen ervan vrij makkelijk zijn te herkennen. De oorspronkelijke
pegmatiet bestond uit dezelfde mineralen als die welke in de
gedeformeerde vorm voorkomen: veel oranjerode kaliveldspaat, grijze
tot rookkleurige kwarts en geelwitte plagioklaas.
Met vlammenpegmatiet is het een en ander gebeurd. Door gebergtevormende
krachten en gerichte druk is de oorspronkelijke pegmatie tot een golvend
gestreept, zwak gneis-achtig gesteente gedeformeerd. De kaliveldspaten
zijn samen met de overige mineralen vergruisd, waarbij de
mineralen min of meer evenwijdig aan elkaar als onregelmatige golvende
partijen en slierten in het gesteente gerangschikt zijn. Het golvende
beeld van de gedeformeerde oranjerode kaliveldspaten en grijze kwartsen doet in de verte
aan vlammen denken, vandaar de naam.
In de publicatie van Zandstra (1999) wordt het nieuwe gidsgesteente
in de appendix vermeld onder de naam ‘Gedeformeerde bonte pegmatiet’.
Deze naam geeft de aard van het gesteente goed aan: kleurig, van
oorsprong een pegmatiet en sinds een slordige 1000 miljoen jaar
gedeformeerd tot gneis. In Duitsland heeft men dit zwerfsteentype
tot ‘Flammen-Pegmatit’ gedoopt. Deze naam is beter op zijn plaats.
Vlammenpegmatiet is samen met een aantal andere metamorfieten uit
hetzelfde gebied in Zweden ontdekt en beschreven door de Hamburger
petroloog Ronald Vinx.
Het herkomstgebied van vlammenpegmatiet ligt in het Zuidwest-Zweedse
gneisgebied, aan de westkust van de provincie Halland. Vanaf het schiereiland
Kullaberg noordwaarts tot Varberg vormt gedeformeerde pegmatiet
op talrijke plaatsen gangen in de gneis. Met name bij de plaatsen
Steninge, zuidoostelijk van Falkenberg , Båstad en verder bij Kullaberg
zijn talrijke varianten van de vlammenpegmatiet ontsloten.
![]() |
Vlammenpegmatiet in gneis - Kullaberg, Halland, Zweden.De pegmatietgang in de gneis op de voorgrond is herkenbaar aan de iets rodere kleur. De gang loopt in een vrij rechte lijn naar achteren. |
Verdieping
Het gneisgebied met vlammenpegmatiet maakt deel uit van een
groot complex metamorfe gesteenten dat gestalte kreeg tijdens de
Zweeds-Noorse gebergtevorming van 1100-900 miljoen jaar geleden.
Het Baltisch schild in Scandinavië is gedurende het Precambrium langzaam
groter geworden door een aantal opeenvolgende continentale botsingen.
Enorme complexen gesteenten werden hierbij gemetamorfoseerd en tot
hooggebergten opgeplooid. Deze hooggebergten vielen ten prooi aan
weer en wind. Kortom, ze erodeerden tot op hun basis, waardoor het
Baltisch Schild aan het eind van het Precambrium afgesleten was tot
een golvende vlakte (peneplain).
Het ontstaan van de gebergteketens ging vaak gepaard met vulkanisme
en daaraan gerelateerde afzettingen. Na tientallen miljoenen jaren waren
de meeste gebergten al weer tot op hun wortels afgesleten, waarbij de
erosieproducten in naburige zeebekkens waren afgezet. Het ontstaan en
vergaan van deze gebergtevormingen noemt men cycli of orogeneses.
Op het Baltisch schild onderscheidt men een aantal achtereenvolgende
gebergtevormingen, hoewel nog steeds niet helemaal duidelijk is hoeveel.
Wel is gebleken dat het grootste deel van Zweeds en Fins Scandinavië
gevormd moet zijn tijdens de Svecokarelische gebergtevorming van 2100-1750
miljoen jaar geleden.
Het gneiscomplex met Vlammenpegmatiet in Zuidwest-Zweden
dateert samen met het gebied van Telemarken in Zuid-Noorwegen ook
uit de periode van het Svecokarelium, alleen werden de betrokken
gesteenten, zowel gneizen als granieten, tijdens de gebergtevorming
in het Dalslandium ( 1100-850 miljoen jaar geleden) opnieuw
gemetamorfoseerd. In deze cyclus zijn op verschillende plaatsen granieten
in het metamorfe grondgebergte geïntrudeerd. We vinden deze jongere
granieten vooral in het kustgebied van Bohuslän in Zuidwest-Zweden.
Met hun 900 miljoen jaar zijn Bohuslängranieten de jongste granieten
in Zweden.
![]() |
![]() |
Bohuslängraniet - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.). |
Bohuslängraniet - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.). |
Waar kunnen we zwerfstenen van vlammenpegmatiet verwachten?
Niet of nauwelijks op de Hondsrug in Oost-Drenthe en Groningen.
Westbaltische zwerfstenen komen daar sowieso erg weinig voor. De
kans om daar een vlammenpegmatiet te vinden is dan ook uiterst
klein. Veel meer kans op succes hebben we in Drenthe westelijk van
de lijn Norg-Assen-Smilde en verder in Friesland. Op locaties waar
zwerfstenen van rhombenporfier en Bohuslängraniet gevonden worden,
kunnen ook vlammenpegmatieten verwacht worden. Een goed voorbeeld
hiervan is de omgeving van Werpeloh en Wippingen in het Duitse
Emsland. In de smeltwaterafzettingen op die plaatsen komen relatief
veel zwerfstenen voor uit het Oslo-gebied. Granieten uit de Zuidzweedse
provincie Bohuslän zijn evenmin zeldzaam. Dat daar heel regelmatig
vlammenpegmatieten gevonden worden, is niet meer dan
logisch.
Hoe herkennen we vlammenpegmatiet?
Er zijn moeilijker zwerfstenen om te herkennen. Hoewel een gesteentebeschrijving
niet gemist kan worden, zeggen de foto’s eigenlijk voldoende.
In de eerste plaats staan twee zwerfstenen van vlammenpegmatiet hier
model. Beide liggen in het Hunebedcentrum te Borger. Een ervan is
opgesteld in de Keientuin. Met een oppervlak van bijna een vierkante
meter is dit tot dusver de grootste zwerfsteen van vlammenpegmatiet
die in ons land bekend is. De kei is gevonden bij Westdorp, tussen Borger
en Schoonlo in Drenthe. De andere vlammenpegmatiet is van Werpeloh
(Dld.). Deze is ondergebracht in de vergelijkingscollectie van het
Hunebedcentrum.
Omdat het gesteente van oorsprong een pegmatiet is, die verspreid
langs de kust in Zuidwest-Zweden talloze brede en smallere gangen in
het gesteente vormt, wisselt het uiterlijk van Vlammenpegmatiet nogal.
Kleinkorreliger typen wisselen af met zeer grootkorrelige varianten.
Het variabele uiterlijk blijkt ook uit zwerfsteenvondsten, waar nog bij
komt dat de heldere kleuren van het gesteente door verwering verbleekt
kunnen zijn. Vlammenpegmatiet is van enige afstand te herkennen als
een lichtkleurige gneis. Het gneisachtige karakter wordt met name
veroorzaakt door de wijze waarop kwarts in het gesteente voorkomt.
Wel is steeds sprake van veel oranje(rode) kaliveldspaat, afgewisseld
door onregelmatige partijen en vlekken geelachtige plagioklaas.
Dikwijls vormt dit mineraal strepen, vegen en banden.
Kwarts vormt onregelmatige ietwat uiteengetrokken klodders, maar
meer nog is het aanwezig als uitgewalste, golvende strepen en sliertjes.
De kleur is grijs, grijsblauw tot rookkleurig. Donkere mineralen zijn
nauwelijks aanwezig. Kaliveldspaat maakt soms meer dan 90% uit van
het gesteente, maar niet zelden is geelwitte plagioklaas in een behoorlijk
percentage aanwezig. Onverweerd is vlammenpegmatiet voloranje(rood)
van kleur.
De deformatie van het gesteente is veroorzaakt door kataklase. Van
dichtbij valt op dat de mineralen vergruisd zijn tot een mortelachtige
massa. Het duidelijkst is dit te zien aan de kaliveldspaat.
Verdieping
Kataklase (van het Griekse katáklasis = verbrokkelen) is een eenvoudige
vorm van metamorfose, waarbij het gesteente in spannings- en schuifzones diep in
de aardkorst door hoge druk is gedeformeerd. Hoewel
metamorfose van gesteenten meestal een combinatie is van hoge
temperatuur en druk, speelde temperatuur bij de vorming van
vlammenpegmatiet geen belangrijke rol. Bij kataklase is sprake van een brosse
deformatie van gesteenten die leidt tot verbrokkeling of vergruizing
van de minerale bestanddelen. De kristallen bezwijken onder de hoge
druk. Gesteenten die op deze wijze ontstaan noemt men kataklasieten.
Vlammenpegmatiet is een goed voorbeeld van een kataklasiet.
Vlammenpegmatiet en schriftgraniet
Pegmatieten gaan vaak vergezeld van kleine of grotere partijen
schriftgraniet. Hierbij zijn kaliveldspaat en kwarts op een bijzondere
wijze met elkaar vergroeid. Kwarts vormt op dwarsdoorsnede
figuren die sterk doen denken aan bepaalde lettertekens. Bij
vlammenpegmatiet was dit oorspronkelijk niet anders. Ook daarin
komen partijen schriftgraniet voor. Hoewel monsters uit het
herkomstgebied niet in publicaties vermeld of afgebeeld zijn, doen
twee zwerfstenen van een bijzonder type schriftgraniet vermoeden
dat zij afkomstig zijn uit een van de gangvoorkomens van
vlammenpegmatiet.
Al met al is vlammenpegmatiet een makkelijk herkenbaar en ook
vrij algemeen voorkomend type gidsgesteente dat als zwerfsteen
vooral te vinden is in Westbaltische zwerfsteengezelschappen.
Terug