Stenen determineren doe je in een aantal stappen. Hieronder lees je, kort samengevat, hoe je dit het beste kunt doen. Vervolgens gaan we in een aantal stappen iets uitgebreider op de materie in.

 

 

Allereerst let je op de structuur van de steen. De structuur in een

steen laat zien hoe de bestanddelen gerangschikt zijn. Vormen ze

een mozaïek of zijn ze in strepen, banden of lagen gerangschikt? 

Dit geeft meteen al aan in welke richting je moet zoeken: een

stollingsgesteente, een metamorf of een sedimentair gesteente?
 

 

 

Biotietgraniet_-_Groningen Mylonietgneis_-_Emmerschans_Drjpg Gelaagde_zandsteen_-_Damsdorf_Dldjpg

Graniet - Zwerfsteen van Groningen

Graniet bestaat uit een aantal verschillende mineralen. De kristallen ervan hebben verschillende vormen, groottes en kleuren. Met elkaar vormen ze een mozaïekstructuur, waarin de bestanddelen geen enkele oriëntatie bezitten.

Gneis - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.)

Gneizen bestaan vaak uit dezelfde mineralen als graniet. In tegenstelling tot deze zijn de bestanddelen evenwijdig aan elkaar gerangschikt, waardoor een streperige structuur ontstaat, die wel aan gelaagdheid doet denken, maar dat niet is. Gneis is een metamorf gesteente dat diep in de aardkorst bij hoge temperatuur en verhoogde druk uit andere gesteenten is ontstaan.

Gelaagde zandsteen - Damsdorf (Dld.)

Zand wordt meestal door stromend water of door wind in laagjes boven elkaar afgezet. Na verloop van tijd kunnen de losse zandkorrels door minerale uitscheidingen met elkaar tot een hard gesteente verkitten. Het bindmiddel is vaak kalk of kiezel. De oorspronkelijke afzettingsgelaagdheid blijft meestal bewaard. Soms ontstaat er door infiltratie van ijzer een pseudogelaagdheid.

 


 

Vervolgens probeer je vast te stellen welke mineralen aanwezig

zijn. Dat doe je eerst globaal en vervolgens natuurlijk met de loep.

Het is meestal goed om met de hamer een (klein) stukje van de

steen af te slaan. Op het breukvlak zien de mineralen er anders

uit dan aan de buitenkant. Die extra informatie is vaak heel nuttig.

 

 

Probeer vast te stellen of je kwarts herkent. Dit mineraal is

essentieel in veel zwerfsteensoorten. De aan- of afwezigheid van

kwarts zegt veel over het soort gesteente. Sommige mineralen

komen vaak samen voor met kwarts, andere juist niet.
 

 

 

Porfirische_graniet_-_Groningen Syeniet_-_Kasseedorf_Oostze_Dldjpg

Porfirische graniet - Zwerfsteen van Groningen

Kwarts is het sleutelmineraal in zwerfstenen. De aanwezigheid ervan maakt vaak snel duidelijk met welk gesteente je te maken hebt. Het is makkelijk te vinden, granieten bestaan voor minstens 1/5 uit dit mineraal. Kwarts vormt glazig heldere, grijze of zelfs blauwachtige korrels.

Syeniet - Zwerfsteen van Kasseedorf (Dld.).

Syenieten lijken op het eerste gezicht veel op graniet. Een strikte scheiding bestaat dan ook niet, beide gesteenten gaan in elkaar over. Bepalend is het gehalte aan kwarts. In syenieten ontbreekt dit mineraal of er zit maar een heel klein beetje van in. Veel kans om beide gesteentesoorten met elkaar te verwisselen bestaat er overigens niet, syenieten zijn onder zwerfstenen bijzonder zeldzaam.Twijfel je, probeer dan in te schatten hoeveel kwarts aanwezig is. Syenieten bevatten hooguit 5% kwarts.


 

 

Dan komt veldspaat aan de beurt. Welke soorten zie je?

Kaliveldspaat en/of plagioklaas? De eerste is meestal kleurig, de

ander niet of veel minder. Is kwarts aanwezig en is het een kleurige

steen, dan heb je in de meeste gevallen met kaliveldspaat te doen. Daartussen zie je

vaak ook nog lichtere vlekjes. Die zijn meestal van plagioklaas,

de andere veldspaatsoort.
 

 

 

Kaliveldspaat_in_porfiergraniet_-_Ellertshaar_Drjpg Plagioklaas_-_Sogndal_Noorwegen

Kaliveldspaat in de vorm van eerstelingkristallen in een porfirische graniet - Zwerfsteen van Ellertshaar (Dr.).

Veldspaat heb je in soorten. In zwerfstenen onderscheiden we enkel kaliveldspaat en plagioklaas. Dat zijn verzamelnamen voor een aantal veldspaatsoorten. Met de loep kunnen we de afzonderlijke leden niet onderscheiden.

Kaliveldspaat vormt in granieten het hoofdbestanddeel. Vaak is het kleurig, roodachtig veelal. Met andere woorden kaliveldspaat geeft granieten kleur.

Plagioklaas met tweelingstreping - Sogndal, Noorwegen

Plagioklaas is de andere veldspaatsoort in zwerfstenen. In granieten is het meestal wel aanwezig, maar minder dan kaliveldspaat. Plagioklaas verweert gemakkelijk. Aan de buitenzijde van de stenen kleurt het dan krijtwit. Als het door verwering is opgelost, laat het putjes en gaten na.

Op het verse breukvlak is plagioklaas glashelder, in zwerfstenen vaak wit, grijswit, groenwit, olijfgroen en in sommige gevallen zelfs paars- tot scharlakenrood. Dat laatste met name in rapakivi's.

Als je met de loep op spijtvlakjes een fijne kaarsrechte streping ziet, zoals hierboven, dan heb je zeker met plagioklaas te maken.


 

 

Tenslotte kijk je naar donkere mineralen. Kun je die herkennen? 

Meestal zul je scherp begrensde vlekjes en stipjes zien te midden

van andere mineralen. Op het breukvlak schitteren ze sterk. Je hebt

in dit geval te maken met de zwarte glimmersoort biotiet. Maar, er zijn meer

zwarte mineralen met andere eigenschappen dan die van biotiet.

Al doende leer je die van elkaar onderscheiden.


 

 

Biotietgraniet_-_Donderen_Drjpg Hoornblende_anthofylliet_gneis_-_Kllfallet_Zweden

Biotietgraniet - Zwerfsteen van Donderen (Dr.).

De zwarte spikkels in graniet worden meestal veroorzaakt door schubjes of aggregaatjes van biotiet. Je kunt biotiet makkelijk van zwarte hoornblende onderscheiden, doordat deze laatste bij het breken korreltjes vormt. Biotiet daarentegen splijt heel gemakkelijk in schubjes.

Hoornblendegneis - Kallfallet, Zweden.

Naast biotiet komen in zwerfstenen nog andere zwarte mineralen voor. De belangrijkste hiervan is hoornblende. Dit mineraal vormt vaak zwarte, stengelige of naaldvormige kristallen in granieten en gneizen. Hoornblende bezit een harde glasglans.

 


 

Denk bij zwerfstenen in het begin vooral niet aan zeldzaamheden

met bijzondere mineralen. Besef dat de meeste zwerfstenen uit

graniet en gneis bestaan, met hele gewone minerale bestanddelen

als glazig grijze of kleurloze kwarts, kleurige kaliveldspaat, witachtige

plagioklaas en pikzwarte biotiet. Al die andere mineralen komen ook wel, maar

liever wat later. Als je eenmaal een graniet kunt herkennen dan

leveren die honderden andere granietvariëteiten niet veel problemen

meer op, tenzij je naar gidsgesteenten zoekt. Maar dat is een ander

verhaal. Vind je een zwerfsteen die zwart-wit is, waarin kwarts

(nagenoeg) ontbreekt, dan is dat duidelijk geen graniet. Zit er meer

‘zwart’ in dan ‘wit’ dan heb je waarschijnlijk met nog weer een ander

gesteente te maken. Met het blote oog en een loep leer je al doende de

verschillen zien en weet je waar je in de literatuur verder moet zoeken.


 

 

Grijze_biotietgraniet__-_Groningen Dioriet_met_breukvlak_-_Groningen Hoornblendegabbro_-__Nijbeets_Frjpg

Grijze biotietgraniet - Zwerfsteen van Groningen.

Sommige zwerfstenen lijken in kleur veel op elkaar. Of de steen een graniet is blijkt uit de aanwezigheid van veel kwarts. Zoek daarom met de loep naar glazige korreltjes.

Dioriet - Zwerfsteen van Groningen.

Dioriet is doorgaans donkerder, meer zwart-wit dan graniet. Bovendien is het percentage 'wit' meestal groter dan het 'zwart'. Het witte mineraal is plagioklaas. Dit verweert aan de buitenzijde van de steen wit. Het zwarte mineraal is hoornblende met daarbij meestal enige biotiet.

Gabbro - Zwerfsteen van Nijbeets (Fr.).

Gabbro is het donkerst vanwege het hoge gehalte aan zwarte of zwart-groene mineralen. Gabbro's voelen zwaar aan. Plagioklaas is in wisselende percentages aanwezig. Deze veldspaatsoort ziet er aan de buitenzijde van de stenen doorgaans grijs-grauw of blauw-grauw uit, heel vaak minder wit dan bij dioriet het geval is.

 

 

 

 

up Terug.

 

 

Stap 1: Structuur
 

 

Een van de eerste dingen waar je naar moet kijken is de structuur

van het gesteente. Het vaststellen hiervan vertelt al veel over de

ontstaanswijze en daarmee de plaatsing in een van de drie hoofdgroepen.

 

 

Met structuur bedoelen we de rangschikking, de grootte en de verdeling

van de bestanddelen in het gesteente. In granieten zijn de minerale

bestanddelen ongericht, ze tonen geen oriëntatie. Met elkaar vormen

ze een mozaïekstructuur, een mengsel van stevig aaneen gegroeide

kristalsoorten. Draaien we een granietsteen in de hand dan blijft

het totaalbeeld min of meer hetzelfde.
 

 



 

Terzijde:
 

 

Structuur en textuur
 

 

Er is bewust van afgezien om naast de uitdrukking structuur ook textuur te noemen.

De betekenis van beide termen is in veel gevallen bij amateurgeologen niet goed bekend.
 

 

Ook in de vakwereld is de betekenis niet eenduidig. In Duitsland gebruikt men de uitdrukking

structuur waarvoor wij textuur zouden kiezen.


 

 

 

Heb je een steen gevonden die op graniet lijkt, maar die een

ietwat gestreepte, gerichte indruk maakt, dan noemen we

die geen graniet, maar gneis of gneisgraniet. Die laatste naam

alleen als de streping gering is. Is het gesteente duidelijker

gestreept dan hebben we met een echte gneis te maken.
 

 

 

Graniet_-_Emmerschans_Drjpg Gneisgraniet_-_Groningen Stengelgneis_-_Emmerschans_Drjpg

Graniet - Zwerfsteen van Emmerschans (Dr.).

In graniet bezitten de minerale bestanddelen geen oriëntatie.

Gneisgraniet - Zwerfsteen van Groningen.

De bestanddelen in gneisgraniet zijn enigszins parallel gerangschikt, zoals hier in een ietwat golvende structuur.

Gneis - Zwerfsteen van Emmerschans (Dr.).

In gneis zijn de bestanddelen parallel aan elkaar gerangschikt, waardoor een streperige structuur ontstaat.



 

 

Terzijde:
 

 

Het komt voor dat grotere, langwerpige veldspaatkristallen (= eerstelingkristallen of fenokristen)

in graniet en andere gesteenten evenwijdig aan elkaar gerangschikt zijn. Dit is veroorzaakt

door het langzame stromen van de gloeiend-vloeibare kristalbrij, voordat het gesteente

geheel was uitgehard. Het verschijnsel zien we zowel bij gesteenten die kilometers diep

in de aardkorst zijn gevormd als in vulkanische gesteenten die uit lava zijn ontstaan.

 

 

 

De streperige structuur van gneis komt doordat de minerale

bestanddelen evenwijdig aan elkaar gerangschikt zijn. Het

vlakgerichte beeld doet aan gelaagdheid denken, maar met

gelaagdheid zoals in zandstenen heeft het niets te maken.

De evenwijdige rangschikking van de mineralen ontstond door

metamorfose bij hoge druk en temperatuur, diep in de aardkorst.

Hierbij groeiden de kristallen voornamelijk loodrecht op de

drukrichting. Gneizen zijn metamorfe gesteenten.

 

Zandstenen en kalkstenen tonen vaak wel een gelaagde structuur.

Zandstenen ontstonden uit opeengestapelde lagen losse zandkorrels,

die naderhand verkit zijn. Kalkstenen ontstonden uit kalkslib dat op

de bodem van warme zeeën werd afgezet. De zandkorrels zijn door

water of wind in laagjes boven elkaar afgezet. In water gebeurt dat

vaak bij wisselende stroomsnelheden of door eb- en vloedbewegingen.

Daarnaast komen er ook homogene, ongelaagde zwerfstenen van zandsteen voor. Deze zijn

afkomstig uit dikke, ongelaagde zandsteenbanken.

 

 

Gelaagde_grijze_zandsteen_-_Hoge_Veld_norg_Drjpg Golfzandsteen_-_Donderboerkamp_Norg_Drjpg Kalksteen_met_schelpresten_-_Gieten_Drjpg

Gelaagde zandsteen - Hoge Veld, Norg (Dr.).

Zandstenen ontstaan uit zand dat in laagjes of lagen boven elkaar is afgezet. Het zijn sedimentaire gesteenten ofwel afzettingsgesteenten. De oorspronkelijke afzettingsgelaagdheid is in zwerfstenen niet altijd zichtbaar aanwezig, maar veel zandstenen vormen daar een prettige uitzondering op.

Golfzandsteen - Donderboerkamp, Norg (Dr.).

Regelmatig vinden we zandstenen die op een van hun splijtvlakken een golfribbelpatroon laten zien. Het zijn fossiele golfribbels uit de tijd dat het als los zand, wellicht in een strandzone of in een rivierbedding, werd afgezet. In dit geval ruim 1300 miljoen jaar geleden!

Kalksteen - Zwerfsteen van Gieten (Dr.).

Kalkstenen zijn ook afzettingsgesteenten. Ze ontstaan vooral op de bodem van warme zeeën. In het kalkslib komen allerlei resten van gestorven dieren en planten terecht, die vervolgens vaak fossiel bewaard blijven. In de kalksteen hierboven zijn allerlei lijnfiguurtjes zichtbaar van schelpen uit de Siluur-periode.

 
 

 

Gelaagdheid of gerichtheid van de minerale bestanddelen of juist het

ontbreken daarvan, zijn kenmerken waaraan we zwerfstenen makkelijk

kunnen herkennen.
 

 

 

up Terug.
 

 

Stap 2: Kleurindruk
 

 

Lichtkleurige kristallijne zwerfstenen met een grijze, witte, gele,

oranje of een roodachtige kleur zijn meestal silica-rijke gesteenten.

Ze bevatten vaak kaliveldspaat en kwarts. Dat maakt de kans groot

dat we met een graniet of een gneis te doen hebben.
 

 

 

Biotietgraniet__-_Emmerschans Biotietgneis_2_-_Wilsum

Biotietgraniet - Emmerschans (Dr.).

Granieten bezitten doorgaans vriendelijke kleuren, vaak roodachtig, oranje, geel of combinaties daarvan. Ze onderscheiden zich hiermee van de veel somberder, zwart-wit gekleurde zwerfstenen als dioriet, gabbro en amfiboliet. Grijze of grijs-zwarte granieten komen niet zoveel voor.

Biotietgneis - Zwerfsteen van Wilsum (Dld.)

Vinden we en granietachtige steen, maar ziet hij er gestreept uit, dan hebben we met een gneis te doen. Veel gneizen bevatten dezelfde mineralen als graniet.

 

 

 

 

Zwarte, zwartwitte of zwartgroene zwerfstenen zijn mafische

gesteenten. Ze bevatten veel donkere, ijzer- en magnesiumrijke mineralen. In de

hand voelen ze zwaarder aan. Voorbeelden uit deze categorie zijn:

basalt, dioriet, gabbro en amfiboliet.
 

 

 

 

N.B. Amfiboliet is een metamorf gesteente. De minerale bestanddelen

zijn in dit gesteente meer of minder parallel t.o.v. elkaar gerangschikt.

Samen met de vuilwitte plagioklaas maakt amfiboliet vaak een

gneisachtige indruk.
 

 

 

Basalt_-_Smilde Dioriet_-_Emmerschans

Basalt - Zwerfsteen van Hoogersmilde (Dr.).

Basalt en aanverwante gesteenten zijn niet aantrekkelijk gekleurd. Mensen en dus ook stenenzoekers hebben een voorkeur voor roodachtige kleuren. Zwart-witte zwerfstenen vallen minder in het oog. Toch zijn ze voor verzamelaars interessant, vooral door hun minerale bestanddelen. Er schuilen een aantal heel bijzondere typen onder.

Dioriet - Zwerfsteen van Groningen.

Diorieten zijn vaak echt zwart-witte gesteenten: wit van de plagioklaasveldspaat en zwart door voornamelijk hoornblende en biotiet. Soms zit er in dioriet ook een heel klein beetje kwarts. In dat geval noemen we de zwerfsteen gewoon kwartsdioriet.

Gabbro_-_Gaarkeuken Amfiboliet_-_Werpeloh_Dld

Gabbro - Zwerfsteen van Gaarkeuken (Gr.).

Gabbro's zijn echt donkere gesteenten en zwaar ook vanwege de vele ijzerhoudende mineralen. Vaak overheersen donkere mineralen, maar plagioklaas is vrijwel altijd in wisselende percentages aanwezig. Een kenmerk van gabbro's is dat de plagioklaas meestal minder wit is dan die in dioriet. In bovenstaande steen is de plagioklaas goeddeels door oplossing verdwenen. Het laat putjes na, waardoor de stenen een ruw oppervlak krijgen.

Hoornblendegneis - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.).

Amfibolieten zijn regelmatig net zo zwart-wit gekleurd als diorieten, maar amfibolieten zijn van metamorfe oorsprong en zijn doorgaans duidelijk gestreept. Het zijn de gneizen onder de zwart-witte zwerfstenen.

 

 
 

De kleurigheid van gesteenten wordt vooral veroorzaakt door

verontreinigingen van ijzer. Een klein percentage ijzer kleurt bijvoorbeeld

kaliveldspaat in stollingsgesteenten intensief rood. In andere

gevallen vormen ijzerverbindingen in zandstenen heel dunne huidjes

om de zandkorrels, die daardoor rood, geel, bruin of paarsrood kleuren. Rode zandstenen zijn

veelal in een woestijnklimaat ontstaan.

 

 

Veel bekende zwerfsteensoorten zijn roodachtig van kleur. Vind je in

Oost-Drenthe bijvoorbeeld een roodgekleurde kei, die overigens daar

meer dan elders voorkomen, dan heb je grote kans met een

rapakivigraniet te maken te hebben, een gidsgesteente uit

Zuidwest-Finland.
 

 

 

Alandrapakivi_-_Gieten__Drjpg Dalazandsteen_gelaagd_-_Exloo

Alandrapakivi - Zwerfsteen van Gieten (Dr.).

Rapakivi's vormen een grote familie van graniet-achtige gesteenten. Ze komen als zwerfsteen in Oost-Drenthe bijzonder veel voor. Alandrapakivi is er een van. Rapakivi's zijn meest roodachtig van kleur dankzij de geringe verontreiniging van de veldspaat door hematiet, een sterk roodkleurende ijzerverbinding.

Zandsteen - Zwerfsteen van Exloo (Dr.).

Ook de rode kleur van zandstenen wordt door ijzer veroorzaakt. Hematiet vormt heel dunne huidjes om de zandkorrels waardoor deze rood kleuren. Rode zandstenen zijn meestal uit woestijzandafzettingen ontstaan, lang geleden, dat spreekt.

 


 

Terzijde:
 

 

Wat zijn gidsgesteenten?
 

 

Dit zijn zwerfstenen waarvan het gebied van herkomst in Scandinavië bekend is. Om

gidsgesteente te zijn moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Het gesteente moet

binnen een zekere speelruimte vaste kenmerken bezitten. Het voorkomen ervan in Scandinavië

moet zo mogelijk tot één locatie beperkt zijn. Bovendien mag het voorkomen ook weer niet te

groot zijn, de kans op afwijkingen is dan erg groot. Is het zwerfsteentype op zich goed

herkenbaar, maar komt het op meerdere plaatsen in Scandinavië voor, dan kun je er wel

een goede naam aan geven, maar is de steen in kwestie ongeschikt als gidsgesteente.

Sommige rapakivi’s en diabazen zijn hiervan goede voorbeelden.

 

 

 

Net als kleren in de was verbleken kleuren van zwerfstenen ook.

Dit gebeurt als zwerfstenen duizenden jaren lang aan weer en wind

hebben blootgestaan, aan of dicht onder het oppervlak. Rode granieten

verweren grijswit. Het verbleken van kleuren treedt vooral op bij

zwerfstenen die lange tijd bedekt waren met een veenlaag. In

Zuidoost-Drenthe komen van onder het veen zwerfstenen te voorschijn

die door uitloging door veenwater zeer sterk gebleekt zijn. Veel

stenen zijn vrijwel wit geworden. Dit bemoeilijkt de herkenning

aanzienlijk.

 

 

Alandrapakivi__-_Sinebjerg_Fnen_Dkjpg Alandrapakivi__-___Gieten_Drjpg Alandrapakivi__verweerd_-_Norg_

Alandrapakivi - Zwerfsteen van Sinebjerg, Fünen (Dk.)

Niet verweerde zwerfsteen. Het voordeel van zwerfstenen boven gesteentemonsters uit de vaste rots is dat ze aan de buitenzijde vaak verweringsverschijnselen laten zien. Wat dat voor gevolg heeft is op de foto hiernaast te zien. 

Alandrapakivi - Zwerfsteen van Gieten (Dr.).

Alandrapakivi noemt men ook wel 'ringetjessteen'. De witte ringen en vlekken zijn van witverweerde plagioklaas. De roodachtige kaliveldspaat is veel minder gevoelig voor verwering. Die blijft lange tijd op kleur. Verweringsverschijnselen aan zwerfstenen maken dat je mineralen in gesteenten makkelijker kunt herkennen dan in onverweerde rotsmonsters.

 

Alandrapakivi - Zwerfsteen van Norg (Dr.)

Zwerfstenen die jarenlang min of meer aan het oppervlak of in de bouwvoor van akkerland hebben gelegen, bleken en logen door humuszuren sterk uit. Wat overblijft is een zwerfsteen die soms nauwelijks nog te kerkennen is. De ronde figuren in de steen zijn dezelfde vormingen als die op de foto hiernaast, maar hierboven is alle plagioklaas en kleur door oplossing verdwenen. De plagioklaas laat putten en groeven na.

 

 

 

up Terug.
 

 

Stap 3: Korreling
 

 

De korreling van het gesteente en de verschillen daartussen, plus

de rangschikking van de bestanddelen zijn van groot belang voor de

herkenning. Omdat de mineraalkorrels in stollingsgesteenten en

metamorfieten kristallen zijn, noemt men deze gesteenten kristallijn.

Bij zandstenen vinden we ook korrels, maar dit zijn fragmenten van

kristallen, die door erosie zijn verspoeld en afgerond. Sedimentaire

zwerfstenen zijn daarom geen kristallijne gesteenten.

 

 

De grootte van de mineraalkorrels kan zeer ongelijk zijn, zelfs in

dezelfde steen. In veel granieten vormen veldspaat en kwarts, te

midden van een massa kleinere, opvallend grote kristallen. Die van

kaliveldspaat kunnen vele centimeters groot zijn. Ze vormen

rechthoekige tabletten, zeshoeken of vierkant. Vaak zijn ze op

de hoeken iets afgerond. In rapakivi’s en een paar andere granieten

komen we geheel ronde of eivormige kaliveldspaten tegen, vaak met

een concentrische bouw. Dit laatste is duidelijk een blijk van een

gecompliceerde ontstaanswijze. Wat de vorm ook is, al deze grotere

kristallen noemt men eerstelingkristallen of fenokristen. Zijn de eerstelingen

ten opzichte van de grondmassa verhoudingsgewijs erg groot dan

wordt de uitdrukking ‘megakrist’ wel gebruikt. Granieten met duidelijke eerstelingkristallen

of megakristen noemen we porfierisch.

 

 

Porfirische_graniet___-_Haren_Grjpg Finsegranietporfier____-_Emmerschans_Drjpg Ongelijkkorrelige_graniet_Pyterliet_-_Emmerschans_Drjpg

Porfierische graniet - Zwerfsteen van Haren (Gr.).

Zwerfsteengranieten zijn mede daarom zo verschillend doordat de grootte van de mineraalkorrels zeer sterk variëert. De oranje, meest rechthoekige tabletten op de foto zijn kristallen van kaliveldspaat. Tijdens de stolling ontstonden die het eerst. Men noemt ze daarom ook wel eerstelingkristallen of fenokristen. Zijn ze in verhouding erg groot dan gebruikt men ook wel de uitdrukking 'megakrist'. 

Granietporfier - Zwerfsteen van Emmerschans (Dr.).

De onderlinge grootteverschillen zijn in granietporfier erg opvallend. In een grondmassa van erg kleine granietische mineralen 'zweven' veel grotere kristallen van vooral kaliveldspaat, groenachtige plagioklaas en ronde, donker gekleurde kwartsen. Daartussen zijn allerlei onregelmatige vlekjes te zien van zwarte mineralen als biotiet en hoornblende.

Graniet - Zwerfsteen van Emmerschans (Dr.).

Als de mineraalkorrels in gesteenten niet allemaal even groot zijn, zoals in bovenstaande graniet, dan noemen we zo'n steen ongelijkkorrelig.

 

 
 

Naast veldspaat kunnen andere mineralen ook eerstelingkristallen vormen.

Porfierische gesteenten van uiteenlopende samenstelling komen

onder zwerfstenen veel voor.

 

Waar we bij kristallijne gesteenten op verdacht moeten zijn is dat de

kristallen ruimtelijke vormen bezitten. Ze hebben niet alleen een

omtrek, ze hebben ook een bepaalde dikte. Bovendien liggen de

kristallen schots en scheef in het gesteente. Kaliveldspaten bijvoorbeeld

zijn langer dan breed. Ze liggen met hun lengte-as steeds in een

andere richting. Dat is de oorzaak waarom veldspaten vaak verschillend

van vorm zijn. Sommige zijn overlangs aangesneden, andere schuin en 

soms zien we alleen een dwarsdoorsnede. Dat levert rechthoeken,

ruiten en vierkanten op. Het oppervlak van een zwerfsteen geeft alleen

maar een tweedimensionaal beeld. Goed om rekening mee te houden.

 

 

 

Verdieping:
 

 

Korrelgrootte
 

De korrelgrootte van gesteenten is de gemiddelde doorsnede van de mineraalkorrels, waaruit het

gesteente is opgebouwd. De mineraalkorrels kunnen echter verschillend groot zijn. Soms zijn ze

nauwelijks zichtbaar, je hebt dan een fijnkorrelig of zelfs een dicht gesteente, maar ze kunnen

ook centimeters groot zijn. Men hanteert in de wetenschap verschillende criteria om de gemiddelde

grootte van kristallen in gesteenten aan een bepaalde omschrijving te koppelen. Hier volgen we

de indeling van J.Hesemann uit 1936.

 

 

 

We spreken van dichte gesteenten als de afzonderlijke mineraalkorrels

niet of nauwelijks zijn te herkennen. Fijnkorrelig

noemen we gesteenten waarin de kristallen kleiner zijn dan 2 mm.

Bij middelkorrelige gesteenten bereiken de afzonderlijke kristallen

een grootte tussen 2 en 6 mm. Grofkorrelige gesteenten hebben

kristallen die in grootte variëren tussen 6 en 12 mm. Zijn gesteenten

samengesteld uit kristallen groter dan 12 mm, dan spreken we van

grootkorrelige gesteenten. Voorbeelden zijn onder zwerfstenen

makkelijk te vinden.
 

 

 

Fijnkorrelige_graniet_-_Emmerschans_Drjpg Middelkorrelige_graniet_-_Werpeloh_Dldjpg Grofkorrelige_graniet_Bohuslangraniet_-_Werpeloh_Dldjpg

Aplietgraniet- Zwerfsteen van Emmerschans (Dr.).

Granieten en andere stollingsgesteenten met erg kleine mineraalkorrels noemt men fijn- of kleinkorrelig.

Biotietgraniet (Bohuslangraniet) - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.).

Zijn de mineraalkorrels globaal niet groter dan 2 tot 6mm dan noemt men dergelijke gesteenten middelkorrelig.

Biotietgraniet (porfierische Bohuslangraniet) - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.).

Zijn de mineraalkorrels groter dan ca. 6mm dan noemt men dat grofkorrelig. Groter dan 12mm geldt als grootkorrelig.

 
 

 

De grootte van de mineraalkorrels in gesteenten is sterk afhankelijk

van het ontstaansmilieu. Lava die bij een vulkanische uitbarsting

aan het aardoppervlak uitvloeit, kristalliseert erg snel door de snelle

afkoeling aan de atmosfeer. Kristallen krijgen niet de tijd om tot een

zichtbare grootte uit te groeien. In basalt kunnen de minerale korrels

zo klein zijn dat de afzonderlijke kristallen niet te

onderscheiden zijn. De structuur is dan dicht. Bij dieptegesteenten

kristalliseren de minerale bestanddelen zeer langzaam. Het

afkoelingsproces van een groot magmalichaam duurt waarschijnlijk

miljoenen jaren. Daarom zijn kristallen in dieptegesteenten zo

groot dat ze gemakkelijk met het blote oog zijn waar te nemen.
 

 

 

Basalt_-_Donderboerveld_Norg Diabaas_-___Haddorf_Dldjpg

Basalt - Zwerfsteen van Donderboerveld, Norg (Dr.).

Afhankelijk van de afkoelings- en dus stollingssnelheid vormen zich kleine of grotere mineraalkorrels. Basalt ontstaat uit lava dat zeer snel aan de atmosfeer afkoelt. Dan kunnen zich alleen zeer kleine kristallen vormen. Basalt is daarom erg fijnkorrelig tot dicht.

 

Diabaas - Zwerfsteen van Haddorf (Dld.).

 

Blijft basaltische lava, magma eigenlijk, in toevoerspleten en gangen van het vulkaanlichaam steken, dan verloopt de afkoeling veel trager. Er kunnen zich dan grotere kristallen vormen. Diabaas is eigenlijk een grofkorrelige basalt, want die laatste laat onder de microscoop dezelfde structuur zien, alleen veel fijner.


 

 

In sommige zwerfstenen tref je zowel grote als heel kleine

mineraalkorrels naast elkaar aan. De steen lijkt in de verte wel

iets op een sucade- of notenkoek. Dergelijke gesteenten noemt

men ongelijkkorrelig. Zijn de korrelverschillen groot dan noemt

men de structuur porfierisch. Zijn de mineraalkorrels min of meer

van dezelfde grootte dan noemt men dit gelijkkorrelig. In de

praktijk bestaan er vrijwel geen gelijkkorrelige granieten, veldspaten

zijn vrijwel altijd iets groter dan de overige mineralen. Kwarts en

veldspaat zijn beide zeer sterk met elkaar vergroeid en tonen beide

niet of nauwelijks eigen kristalvormen. Gelijkkorrelige granieten

maken daarom een uitermate gelijkmatige, homogene indruk.

 

 

Porfiergraniet___-_Nato_Aland_Finland Porfier_-_Roodkerk_Frjpg

Porfiergraniet - Näto, Aland, Finland.

De grote meest tabletvormige eerstelingen van kaliveldspaat bepalen het beeld in deze graniet. Ze 'knallen' er als het ware uit. Granieten met deze structuur noemt men daarom porfierisch. Waarom? Als je de grote kristallen weg laat, dan hou je een normaalkorrelige graniet over. Bij een echte porfier zou de overblijvende massa zeer fijnkorrelig tot dicht zijn.

Porfier - Zwerfsteen van Roodkerk (Fr.).

Porfieren zijn vulkanische gesteenten met twee generaties kristallen: eerstgevormde die je herkent als pitjes en vlekjes. Ze liggen ingebed in een dichte of fijnkorrelige grondmassa van zeer kleine kristallen. De dichte massa is het gevolg van en snelle afkoeling.

 


 

up Terug.
 

 

Stap 4: Mineralen en kristallen
 

 

Gesteenten bestaan uit een opeenhoping van kristallen van

verschillende samenstelling. De naam van het gesteente is hierop

gebaseerd. Maar wanneer spreek je van een mineraal en wanneer

van een kristal?

 

 

Eenvoudig gezegd: Mineralen zijn vaste chemische verbindingen die

kristallen vormen van verschillende grootte en kleur. Gesteenten zijn

daaruit opgebouwd. Men spreekt bij magmatische en metamorfe

gesteenten daarom van kristallijne gesteenten.

 

Meerdere kristallen samen vormen aggregaten. We kennen ze allemaal

in de vorm van prachtig gekleurde, fraai uitgegroeide kristalgroepen

die op mineralenbeurzen worden verkocht. Het verschil tussen deze

kristallen en die in gesteenten is maar gering. Immers, de ordening

van de atomen in het kristalrooster verschilt niet. Dat kristallen in

gesteenten minder fraai zijn, komt doordat ze bij hun groei weinig

ruimte hadden. Ze hinderden elkaar waardoor vergroeiingen optraden.

Dus, een fraai gevormd, volkomen helder bergkristal bezit precies

hetzelfde bouwplan als dat van een onooglijk korreltje grijze kwarts

in graniet.
 

 

 

Bergkristal Kwarts_magmatisch_-_Groningen Blauwkwarts_in_rapakivigraniet_-___Gieten_Drjpg

Kwarts (Bergkristal) - vindplaats onbekend.

Zuivere, in holtes of spleten gekristalliseerde kwarts vormt lange puntige kristallen. Zijn ze waterhelder dan spreekt men van bergkristal.

Magmatische kwarts - Zwerfsteen van Groningen.

In welke vorm dan ook, kwarts is kwarts want SiO2. Kleur of troebeling maakt niet uit. Magmatische kwarts is afkomstig uit pegmatieten, grootkorrelige granieten.

Blauwe kwarts - Zwerfsteen van Gieten (Dr.).

Kwarts kan verschillende kleuren hebben. Vaak wordt dit veroorzaakt door zeer geringe verontreinigingen van metalen e.d. De blauwe kleur van kwartsen in rapakivi's wordt veroorzaakt door zeer dunne naaldjes van rutiel, titaniumoxyde. Zij zorgen dat het blauwe licht uit het spectrum verstrooid en gereflecteerd wordt.


 

 

Mineralen in gesteenten verschillen vaak van kleur. Graniet is hiervan

een mooi voorbeeld. Graniet bestaat uit een viertal mineralen. Twee

ervan zijn veldspaten, de overige zijn kwarts en glimmer. Kwarts is

meestal glasachtig helder of grijs. De glimmer tenslotte vormt de zwarte

vlekjes en spikkels.

 

 

Het percentage veldspaat in graniet is zo groot dat de kleur erdoor

bepaald wordt. Als we spreken van rode, oranje en gele granieten,

dan komt dit door kaliveldspaat. De andere veldspaatsoort,

plagioklaas, is veel lichter getint, soms nog glasachtig helder, vaker

witachtig of geel(groen). De enorme verscheidenheid aan

zwerfsteengranieten wordt vooral veroorzaakt door verschillen in percentage en

kleur van beide veldspaatsoorten. 
 

 

 

Dalagraniet_-_Exloo_Drjpg Drammengraniet_2__-_Voera_Sandefjord_Oslo

Graniet - Zwerfsteen van Exloo (Dr.).

Gesteenten bestaan uit opeenhopingen van een of meer verschillende mineralen. De meeste granieten zijn opgebouwd uit vier mineralen.Twee ervan vormen de 'bulk' : kaliveldspaat (hier rood) en plagioklaas (bleekgroen). De overige mineralen zijn blauwgrijze kwarts en zwarte biotiet, soms vergezeld van hoornblende.

 

Graniet - Zwerfsteen van Voera, Vesteroya, Sandefjord, Noorwegen.

Mineralen in granieten zijn in wisselende percentages aanwezig. Kaliveldspaat vormt vrijwel altijd de hoofdmassa. Vandaar dat dit mineraal de kleur van granieten bepaalt. Plagioklaas is soms zeer weinig of zelfs geheel afwezig. Plagioklaasvrije of -arme granieten noemt men 'alkaliveldspaatgraniet'.  De blauwgrijze vlekken op de foto zijn kwartsen. Biotiet vormt zeer kleine zwarte pitjes. Plagioklaas is te herkennen aan de bruinachtig gele vlekken.


 

 

Als we in staat zijn om in graniet deze vier mineralen met het blote oog of de

loep te herkennen, dan is het in principe mogelijk om overal ter

wereld granieten te herkennen. Dat is dan mooi meegenomen als je

bijvoorbeeld tijdens een vakantie in het Joshua National Park, in het

zuidwesten van de USA opeens voor bizar gestapelde blokken gesteente

staat. Je weet dan dat het om graniet moet gaan.

 

 

Vaak liggen kristallen zonder enige voorkeursrichting in het gesteente.

Hoe we de zwerfsteen in de hand ook bewegen, in alle richtingen blijft

het beeld hetzelfde. In die gevallen hebben we meestal met een

magmatisch gesteente te doen. Magmatische gesteenten ontstaan

door stolling uit vloeibaar gesteente (magma).

 

 

Uit de korrelgrootte van de kristallen in magmatische gesteenten valt

dikwijls af te leiden of de kristallisatie langzaam of snel verliep.

Hierbij geldt de stelregel: snelle stolling = kleine kristallen, langzame

stolling = grote kristallen. Vind je fijnkorrelige zwerfstenen met daarin

verspreid grotere kristallen, dan weet je dat die laatste in een eerdere

fase kristalliseerden. Een steen met een dergelijk uiterlijk noemen we

een porfier. Op de korrelgrootte en de korrelgrootteverdeling berust in

feite de indeling van magmatische gesteenten, zoals die in de meeste

hobbyliteratuur gehanteerd wordt.
 

 

 

 

Joshua_national_Park Finsegranietporfier____-_Emmerschans_Drjpg

Granietrotsen - Joshua National Park, USA.

In deze bekende cactusrijke halfwoestijn kom je op verschillende plaatsen indrukwekkende, grillig verweerde granietrotsen tegen.

Granietporfier - Zwerfsteen van Emmerschans (Dr.).

De twee generaties kristallen waaruit dit gesteente bestaat zijn het gevolg van stolling in twee fases. In eerste instantie ontstonden in het vloeibare magma kristallen die nog alle ruimte hadden. Zij vormen de grote herkenbare vlekken in het gesteente. De vulmassa ontstond door een relatief snelle afkoeling, doordat het magma in scheuren en spleten van de bovenliggende aardkorst ingeperst werd en snel afkoelde. Hierbij ontstonden zeer veel, maar ook zeer kleine kristallen. Dergelijke gesteenten noemt men porfier, ongeacht hun samenstelling.

 

 

 

 

 

 

up Terug.

 

© 2010-heden Kijkeensomlaag.nl
Flag Counter