Gesteenten kunnen ook nog op een andere manier veranderen. Ook dit
is metamorfose, maar het proces wordt metasomatose genoemd.
Metasomatose is een chemisch en mineralogisch omzettingssproces, dat
onafhankelijk van het type metamorfose overal kan plaatsvinden. Bij
metasomatose vindt in gesteenten stoftransport plaats. Dit betekent dat
minerale bestanddelen uit gesteenten worden afgebroken en afgevoerd,
maar ook dat van buiten bouwstenen worden aangevoerd. Hierdoor kunnen
gesteenten zowel in chemisch als in mineralogisch opzicht compleet van
samenstelling veranderen.
De aan- en afvoer van bestanddelen vindt via microporiën plaats in vluchtige
vorm door water, hydrothermaal en/of pneumatolietisch, en veroorzaakt zo
een verandering van de mineralogische inhoud van gesteenten. Niet alleen
bij de vorming van mineralen als mica en amfibolen is de aanwezigheid
van water essentiëel, water speelt bij metamorfe processen een minstens
zo belangrijke rol als transportmiddel bij chemische reacties.
Onder omstandigheden kan door metasomatose het totale mineraalbestand
van een gesteente veranderen, zonder dat de structuur van het gesteente
daaronder leidt. Opsmeltingsverschijnselen spelen bij dit proces geen rol van
betekenis. Ook de diepte waarop metasomatose plaats vindt, is niet aan
duidelijke grenzen gebonden. De omzetting en nieuwvorming van mineralen
vindt dus vooral plaats in vaste toestand.
Zwerfsteenvoorbeelden van metasomatose komen weliswaar niet veel voor,
maar sommige vallen op door hun uiterlijk of mineralogische samenstelling.
Een zwerfsteentype dat al sinds jaar en dag bij verzamelaars bekend staat
onder de naam Zweedse Helsinkiet, is een door metasomatose omgezet
gesteente. Zweedse Helsinkiet is door de kleurcombinatie rood (kaliveldspaat)
en groen (epidoot) een bijzonder aantrekkelijk gesteente. Het wordt ook wel
unakiet genoemd, naar het voorkomen in de Unakas Mountains in Noord-Carolina
in de USA. Zweedse Helsinkiet heeft het uiterlijk van een (porfierisch)
magmatisch gesteente en doet bij het ontbreken van kwarts aan syeniet denken.
De groene epidoot in het gesteente is door omzetting van plagioklaas ontstaan.
De kaliveldspaat bleef onaangetast, kwarts ook, maar dit laatste mineraal kan ook verdwenen zijn. Het
gesteente komt in allerlei variaties voor.
Een ander voorbeeld van een metasomatisch omgezet gesteente is albietsyeniet.
Dit is een grof tot grootkorrelig, aan graniet herinnerend, veldspaatrijk
gesteente, waarin kwarts soms geheel ontbreekt. Op het breukvlak kleuren
veel albietsyenieten roomwit, grijs, grijsrood tot helderrood. Dat de veldspaat
geen kaliveldspaat is, wordt door de enigszins matte glans en de
tweelingstreping van de splijtvlakken al aangegeven. Het hoofdbestanddeel
is plagioklaas en hoogstwaarschijnlijk van de soort albiet, hoewel dit
macroscopisch niet met zekerheid valt te zeggen. Behalve plagioklaas komt
een wisselend, zij het gering percentage kaliveldspaat voor. In sommige
gevallen is ook vrij veel kwarts aanwezig. Het gesteente oogt dan als een
ietwat vreemdsoortige graniet.
Aan de verweerde buitenkant kleuren veel zwerfstenen van albietsyeniet
witachtig. Naast plagioklaas komen donkere mineralen in wisselende
hoeveelheid voor. Veelal is het groenzwarte chloriet met hier en daar nog
wat biotiet en hoornblende, regelmatig vergezeld van groene epidoot.
Zwerfstenen van albietsyeniet worden door zwerfsteenverzamelaars door
gebrek aan kwarts voornamelijk als syeniet herkend, maar het gesteente is,
anders dan de meeste syenieten, langs metasomatische weg ontstaan.
Skarn is een ander type metasomatiet. Dit gesteente ontstaat doordat
kalkgesteenten in de nabijheid van granietisch magma door stoftransport
metamorfoseren. Metasomatose vindt plaats door materiaaluitwisseling waarbij
ijzer, silica, aluminium en magnesium in combinatie met water uit het naburig
magma met de kalksteen reageren. De fluïden lossen calcium-carbonaat op in
het kalkgesteente, waarbij kalksteen of dolomiet in skarn verandert. Het
gebied waarin de reacties zich afspelen is over het algemeen niet erg groot,
vaak niet meer dan een aantal meters tot hooguit enkele honderden meters.
Skarngesteenten zijn bijzonder variabel van uiterlijk en bevatten vaak ertsen
van zink, koper, ijzer, lood, tin en soms ook goud. Als herkenbaar mineraal
komt granaat voor, naast augiet, geelgroene epidoot en kwarts. Als zwerfsteen
moeten skarngesteenten te vinden zijn. Door hun sterk wisselend uiterlijk
worden ze meestal niet als zodanig herkend. Hier komt nog bij dat skarngesteenten
door hun hoge kalkgehalte makkelijk verweren en in veel gevallen in onze
zandige streken door verwering en oplossing zijn verdwenen.