Rivierafzettingen uit het Vroeg-Pleistoceen


 

 

 

In het Vroeg-Pleistoceen - dit gedeelte van het ijstijdvak duurde

ongeveer 1,75 miljoen jaar - zijn in ons gebied door zowel de Eridanos

als zijn zijrivieren dikke pakketten van voornamelijk grof, soms

grindhoudend rivierzand afgezet. Het transportvermogen van de Eridanos

was in die tijd bijzonder groot door een toenemend aanbod van sneeuw- en

ijssmeltwater.

 

De sedimentatie van zand en grind kwam al in het Laat-Plioceen versterkt

op gang. In onze omgeving werden in eerste instantie voornamelijk fijne

kwartszanden afgezet, meer naar het noordoosten zoals o.m. in de

omgeving van het Duitse eiland Sylt was dit voornamelijk grof zand, afgewisseld met

grind. In de afzettingen daar (Kaolinsande) komen plaatselijk zones voor met grotere

stenen. Deze laatste kunnen niet anders zijn vervoerd dan vastgevroren

in stroomafwaarts drijvend grondijs. Bij ons ontbreken die, evenals

grindbanken. Wel komen in het Eridanoszand hier en daar snoeren en bandjes

voor van voornamelijk kwartsgrind.

 

 

Vervlechtende smeltwaterrivier

Bovenstrooms in Scandinavië vormde de Eridanos een vergelijkbare smeltwaterrivier. Miljoenen jaren achtereen transporteerde de Eridanos enorme hoeveelheden sediment richting Noordzeebekken.

 

 


 

De zanden uit de Formatie van Peize vinden hun oorsprong in Scandinavië

en Noord-Rusland. Ze bestaan vrijwel geheel uit kwartsbestanddelen. De

grindcomponenten bestaan voornamelijk uit kwartskiezels, waaronder

sterk verkiezelde fossielen. Het hoge kwartsgehalte duidt op sterke

chemische verwering. In Scandinavië was daar sprake van tijdens het

warme en tegelijk ook vochtige klimaat gedurende de Krijt-periode en het

eerste deel van het Tertiair. Grote delen van het Baltisch Schild en Noord-

Rusland waren toendertijd bedekt door afzettingen met deze

verweringsproducten. Het warm/vochtige klimaat zorgde ervoor dat alle verweerbare bestanddelen oplosten en verdwenen. Alleen het chemisch zeer resistente kwarts bleef over.

 


 

 

 Wit kwartszand - Zuidlaren

Wit kwartszand uit de Formatie van Peize - Zuidlaren (Dr.).

De Eridanos transporteerde uit het noorden van Scandinavië en zeker ook uit Noordwest-Rusland miljoenen jaren achtereen vrijwel uitsluitend kwartszand vergezeld van enig kwartsgrind en stenen. Dit duidt op een verwerkingsdek dat chemisch sterk verweerd moet zijn geweest. Het zand en ook de grindbestanddelen zijn door het hoge kwartsgehalte uitermate wit van kleur.

 

 
 

 

Later in het Pleistoceen was de Eridanos niet langer de enige rivier

die in onze streken zand afzette. Voorlopers

van rivieren als Elbe en Wezer stroomden honderdduizenden jaren achtereen door

het noorden van ons land. Een tijdlang vormden zij zijrivieren van de

Eridanos.

 

 

Het grind dat deze uit Duitsland afkomstige rivieren vervoerden is gevariëerder. Een deel van

het zand en grind is afkomstig uit geërodeerde oudere zandafzettingen,

het overige materiaal, waaronder ook grote keien, is uit het midden en oosten van Duitsland aangevoerd.

De afzettingen van deze Duitse rivieren heeft men ondergebracht in de

Formatie van Appelscha. Deze grindhoudende zanden zijn jonger dan die uit de Formatie van Peize.
 

 

Grove rivierzanden uit de Formatie van Urk liggen, gescheiden door een roestbruine overgangslaag op lichtkleurige zanden uit de Formatie van Peize. Locatie: Zandgroeve De Boer bij Emmerschans (Dr.).

Grindhoudende zanden uit de Formatie van Urk liggen met een scherpe overgang op fijnkorrelige mariene zanden uit de Formatie van Peize - Emmerschans (Dr.).

 

 

 

De Formatie van Appelscha is rijker aan grind dan de Formatie van

Peize. Niet alleen is het grind gevarieerder en kleurt het bonter, ook zijn

talrijke grote stenen en zelfs fossielen als versteend hout met grondijs

stroomafwaarts getransporteerd. Zo zijn bij Ellertshaar twee gebleekte

stukken verkiezeld Tertiair bruinkoolhout gevonden van meer dan 20 kg elk!

Ook zijn van deze vindplaats talrijke grote bontzandstenen bekend.

Echt bijzonder is de vondst van een ca. 25cm grote steen van cementconglomeraat. Deze is hoogstwaarschijnlijk afkomstig uit

het Tsjechische Bohemen.

 

De grindcomponenten in de zanden van Appelscha zijn afkomstig

van bekende Duitse middelgebergten als het Teutoburgerwoud, het

Wiehengebergte en de Harz. Het meeste materiaal is echter uit nog

oostelijker gelegen gebieden in Duitsland aangevoerd. Hierbij moeten we

denken aan Saksen-Anhalt, Saksen, Thüringerwoud, zelfs tot in Bohemen in

Tsjechië. In het Vroeg-Pleistoceen waren ook deze gebieden nog bedekt door

een dik pakket verweringsmateriaal, dat met name in de koudeperioden

door erosie werd aangetast en aangevuld met 'vers' verweringsmateriaal stroomafwaarts werd getransporteerd.


 

Terzijde:

Tijdens het Cromerien stroomde de Rijn een tijdlang door Noord-Nederland. Deze rivier heeft een pakket voornamelijk grove grindhoudende zanden achtergelaten, die voornamelijk blijken te bestaan uit materiaal dat de rivier uit oudere rivierafzettingen (Formatie van Appelscha) heeft opgenomen. Eigen materiaal heeft de Rijn nauwelijks meegenomen. Het grind in deze Rijnafzettingen heeft hetzelfde bonte uiterlijk als dat in de Formatie van Appelscha.


Cementconglomeraat - Ellertshaar (Dr.).

Dit kwartsconglomeraat is hoogstwaarschijnlijk afkomstig uit Bohemen in Tsjechië.

Roodijzerkiezel (jaspis) - Ellertshaar (Dr.).

Een door hematiet (=ijzeroxide) typisch rood gekleurd kiezelgesteente, dat tijdens het Devoon in een diepzeeomgeving is ontstaan. Herkomst: Saksen, Ertsgebergte en wellicht ook de Harz.

 

 
 

De zanden uit de Formaties van Peize en Appelscha vormen voor

Noord-Nederland een kostbaar bezit. Niet alleen leveren ze verschillende

typen bouwzand - het grind zelf is doorgaans van slechte

kwaliteit - de zandafzettingen vormen daarnaast een onuitputtelijke bron

waaruit men jaarlijks grote hoeveelheden zeer zuiver drink- en

proceswater wint.

 

Tijdens het Menapien, ca. 1 miljoen jaar geleden, ontstond op Scandinavië

voor het eerst een grote landijskap, die ver naar het zuiden en

zuidwesten opschoof. Hoewel het Menapien een nogal complexe

periode is, zijn er duidelijke aanwijzingen dat in ons land glaciale

omstandigheden heersten. De uitbreiding van de landijskap tot dichtbij

of misschien zelfs wel tot in Noord-Nederland had tot gevolg dat de

aanvoer van zand en grind door de Eridanos sterk verminderde, terwijl het aandeel van Elbe en Wezer in die tijd juist toenam. Tijdens de eerste glaciale periode in het Cromerien, zo'n 700.000 jaar geleden, hield alle aanvoer van zand en grind uit het noorden en het oosten op. De rivierlopen zijn destijds door de ontwikkeling van landijskappen op Scandinavië en hun uitbreiding naar het zuiden drastisch gewijzigd of zelfs geheel verdwenen. Dit laatste gebeurde met de Eridanos. Deze rivier is toen letterlijk

door het landijs 'vermoord'. Na miljoenen jaren kwam voorgoed

een eind aan het transport van zand en grind uit Scandinavië.

Waarschijnlijk was tegen die tijd het oude Tertiaire verweringsdek op het Baltisch schild

ook vrijwel geheel opgeruimd. De huidige Botnische Golf, de Finse Golf, de

Golf van Riga en de Oostzee markeren de oorspronkelijke bedding van

de Eridanos. De rivierbedding is in latere glaciale perioden door het

landijs steeds verder uitgeruimd.

 


 

 

Kaart Scandinavië

De Botnische Golf, de Finse Golf en de Oostzee geven grofweg de loop aan van de vroegere Eridanos. Door de vorming van een landijskap op Scandinavië tijdens het Menapien verdween de rivier van de landkaart. Zijn bedding werd in de ijstijden daarna steeds verder door het Scandinavische landijs uitgeruimd.

 

 

Terug

 

 

 

 
© 2010-heden Kijkeensomlaag.nl
Flag Counter