In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd duidelijk dat het zwerfsteengezelschap in keileem van het Warte-stadium een bijzondere samenstelling bezat. Deze samenstelling toont een grote overeenkomst met het gezelschap dat in keileem in het Hondsruggebied aangetroffen wordt. In beide gevallen hebben we te maken met een Oostbaltische samenstelling. Het herkomstgebied ervan moet gezocht worden in het noordoosten van de Oostzee, de Alandeilanden, de Botnische Golf en Noord-Zweden.
De Oostbaltische keilemen van het Hondsrugcomplex
Op de zandruggen van het Hondsrugcomplex ligt een wisselend dik pakket keileem met op de hogere delen ervan veel zwerfkeien. Vooral op de hoge oostkant van de Hondsrug is/was de rijkdom aan zwerfstenen bijzonder groot. De zwerfkeien waren daar zo talrijk dat ze aan de basis stonden van een complete bedrijfstak. Vele honderden mensen verdienden in de 19e eeuw hun dagelijks brood met het delven, transporteren en kloppen van 'keistenen' voor wegaanleg en erfverharding. Ook de zeekant van de dijken rond de voormalige Zuiderzee werrden in die tijd bekleed met een grote hoeveelheid, vooral grote Hondsrugkeien.
De grote aantallen zwerfkeien zijn gekoppld aan een keileemsoort die binnen het Hondsrugcomplex vooral op de hogere delen van de keileemruggen, afhankelijk van de verweringstoestand, in een kalkrijke of kalkvrije vorm voorkomt. Onverweerd is deze keileem zeer kalkrijk en bruinrood van kleur. Deze zogenoemde rode keileem ligt boven op een ander type keileem, dat onverweerd, eveneens kalkrijk maar in natte toestand niet bruinrood, maar donkergrijs van kleur is. In de classificatie van Zandstra (1983) worden deze onverweerde keileemtypen respectievelijk Nieuweschoot - en Noordhornkeileem genoemd.
In het Hondsruggebied zijn beide keileemtypen op enkele locaties na verweerd en uitgeloogd, waardoor ze kalkvrij zijn. Hier komt bij bij dat de oorspronkelijke kleur ook verdwenen is, waardoor beide keilemen in het veld van een afstand niet (meer) van elkaar te onderscheiden zijn. Deze ontkalkte, veelal roestkleurige keileemvarianten noemt men Emmen- en Assenkeileem.
Verdieping
Zwerfsteenkenmerken van Hondsrugkeilemen
De Hondsrugkeilemen bezitten een Oostbaltische samenstelling, zij het de een meer dan de ander. Het percentage gidsgesteenten uit het Noord- en Oostbalticum ligt tussen de 70 en 100%. Het laatste percentage komen we uitsluitend tegen in de Nieuweschoot/Emmenkeileem. in de Noordhorn/Assenkeileem schommelt het percentage rond 70-80%. Rapakivigranieten zijn in beide keileemtypen zeer talrijk, hoewel het sortiment verschillend is.
Ondanks het gemeenschappelijke Oostbaltische karakter bestaan er tussen Noordhorn/Assen- en Nieuweschoot/Emmenkeileem opmerkelijke verschillen. De eerste keileem bevat altijd vuursteen, soms vrij veel zelfs. Verder zijn in dit keileemtype ook altijd kristallijne zwerfsteentypen uit Zuid-Zweden aanwezig, naast zwerfsteentypen uit Midden-Zweden (Dalarneporfieren). Deze componenten ontbreken in de Nieuweschoot/Emmenkeileem. De zeer weinige vuursteensplinters die in zeefmonsters van dit laatste keileemtype worden aangetroffen, betreffen vrijwel nooit Krijtvuursteen, maar zijn waarschijnlijk fragmenten van verkiezelingen uit Plaleozoïsche kalkafzettingen in het noordoostelijke Oostzeegebied.
Hoewel uit tellingen van kristallijne gidsgesteenten blijkt dat beide keilemen een Oostbaltisch zwerfsteengezelschap bevatten, verschilt het sortiment. In de Nieuweschoot/Emmenkeileem is het percentage gidsgesteenten uit Noord-Zweden groter. De talrijke vondsten van Sorselegraniet en andere Norrlandgranieten komen vooral uit dit keileemtype. Ook het gezelschap rapakivigranieten verschilt. In de Nieuweschoot/Emmenkeileem zijn rapakivitypen uit Noord-Zweden talrijker dan in de Noordhorn/Assenkeileem. Dit geldt nog meer voor rapakivigesteenten uit het kleine rapakivimassief van Kökar, zuidoostelijk van de Alandeilanden. Zwerfstenen van grootkorrelige Pyterliet en Finse granietporfier zijn in de Nieuweschoot/Assenkeileem veel talrijker en komen ook in een groter typensortiment voor.
Voorbeelden van kristallijne en sedimentaire zwerfstenen uit de Nieuweschoot/Emmenkeileem
Sedimentaire zwerfstenen in Oostbaltische keileem
Nemen we de sedimentaire zwerfstenen onder de leop, dan blijken de verschillen nog overtuigender, met name in beide kalkrijke keileemvarianten. Uit de samenstelling blijkt dat in de Nieuweschootkeileem sedimentair materiaal uit gebieden zuidelijk en zuidwestelijk van Letland en het aangrenzend deel van het Oostzeegebied geheel ontbreekt. Ook de Paleozoïsche kalkstenen zijn verschillend, zowel in petrografisch opzicht als in sortiment.
De zeer talrijke Silurische beyrichiënkalken in de Nieuweschootkeileem zijn aan de buitenzijde veelal grijsgroen en geelachtig grijsgroen van kleur. Die uit de Noordhornkeileem daarentegen zijn vaker blauwgrijs. Uit de soortensamenstelling blijkt dat de kalkzwerfstenen in de Nieuweschootkeileem nauw aansluiten bij kalksteensoorten die in Estland en aangrenzend Oostzeegebied als vaste rots voorkomen. De kalkzwerfstenen uit de Noordhornkeileem daarentegen stammen van de bodem van de Oostzee, oostelijk en zuidoostelijk van het Zweedse eiland Gotland. Ze sluiten qua kleur en typologie dan ook meer aan bij die op het eiland Gotland.
Voorbeelden van kristallijne zwerfstenen uit de Noordhorn/Assenkeileem
Heel opvallend in de Nieuweschootkeileem is verder het hoge percentage Laat-Silurische en Vroeg-Devonische dolomietische kalkstenen en dolomieten. Ze komen in talloze variaties zeer algemeen voor. In de Noordhornkeileem ontbreken dolomieten nagenoeg geheel.
Wat het overige sedimentaire materiaal betreft, dit wijkt in de Noordhornkeileem ook sterk af van dat uit de Nieuweschootkeileem. Zo worden uit de Noordhornkeileem naast veel Krijtvuursteen en wit schrijfkrijt regelmatig vondsten gemeld van o.m. Ordovicische zwarte en rode orthocerenkalk, zwarte Cambrische bitumineuze stinkkalk, Silurische graptolietenlei en vezelcalciet uit Eocene tufafzettingen in het Skagerrak. Hieruit blijkt een significante bijmenging van Westbaltische gesteentesoorten in de Noordhornkeileem. In de Nieuweschootkeileem ontbreken deze zwerfsteensoorten volkomen.
Sedimentaire zwerfstenen uit de Noordhornkeileem
Het voorkomen van twee Oostbaltische keilemen op de keileemruggen van het Hondsrugcomplex, is bijzonder. Voor zover bekend komt dit nergens elders in deze vorm voor, niet in westelijk Nedersaksen in Duitsland en ook niet verderop in de eindmorene van het Warthe-stadium in het Wendland. Keileem met een zwerfsteensamenstelling die mogelijk vergelijkbaar is met het Noordhorn/Assentype komt verspreid voor in het Emsland en meer aaneengesloten in het Oldenburgerland. Pas bij Hamburg en vooral ten zuidoosten daarvan bij Volksdorf en Vastorf vinden we Oostbaltische zwerfsteengezelschappen die in hoge mate overeen komen met die uit Nieuweschoot/Emmenkeileem.
Samenstellingskenmerken van zwerfsteenmateriaal in keileem
van het Warthe-stadium
Tussen Barendorf en Vastorf, zuidoostelijk van Lüneburg, komt een 1,2 tot 2 m dikke, roodbruine keileemafzetting voor, liggend op een pakket smeltwaterzanden. In deze zanden overwegen Westbaltische zwerfsteentypen, die in de roestbruine keileemafzetting daarboven bezitten een Oostbaltisch karakter. In deze keileem komen geen Westbaltische zwerfstenen voor. Paleozoïsche kalkstenen daarentegen zijn opvallend veel aanwezig, naast dolomietische kalkstenen en dolomieten. Beide laatste zijn veelal van Vroeg-Devonische ouderdom. Ze bevatten vaak glimmend bruinzwarte schubjes en stekelfragmenten van pantservissen.
Tabulate en rugose koralen die zo karakteristiek zijn voor de Nieuweschootkeileem op de noordelijke Hondsrug en verder bij Gieten en in Emmen, komen ook bij Vastorf voor, zij het in minder grote aantallen. Vuursteen ontbreekt nagenoeg geheel. Dit Oostbaltische zwerfsteengezelschap in de Warthekeileem bij Vastorf staat sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw bekend als 'Vastorfer Geschiebegemeinschaft'. Soortgelijke zwerfsteengezelschappen als bij Vastorf worden ook op talrijke andere plaatsen (Bevensen, Volksdorf, Mehlfien e.a.) in het Wendland aangetroffen.
De Paleozoïsche kalkstenen komen wat hun petrografische kenmerken betreft en qua sortiment overeen met die in de Nieuweschootkeileem op de Hondsrug. Hetzelfde is het geval met de dolomietische kalkstenen en dolomieten. Aangezien vuursteen ontbreekt, hebben we zuidoostelijk van Lüneburg blijkbaar met een keileemtype te maken dat hoogstwaarschijnlijk uit hetzelfde brongebied stamt als de Nieuweschootkeileem in het Hondsruggebied.
Keizandniveau
Op talrijke plaatsen in de Warthe-eindmorenegordel is de keileem door erosie verdwenen. Dit moet vooral in de laatste ijstijd, tijdens het Pleniglaciaal hebben plaatsgevonden. In die tijd is er door uitspoeling en verwaaiing bijzonder veel zand en leem verplaatst. Alleen de grove bestanddelen bleven liggen. Deze laag die zeer rijk aan zwerfstenen is, noemt men keizand. In het gebied van de Göhrde in het Wendland ligt deze keizandlaag op een pakket fijnkorrelige, stuifgevoelige niveo-eolische periglaciale en smeltwaterzanden. De hoeveelheid zwerfstenen die na de oogst opzij van de akkers op hopen worden gestort, is indrukwekkend. Door verwering en uitloging zijn Paleozoïsche kalkzwerfstenen jammer genoeg uit het zwerfsteengezelschap verdwenen.
In de keizandgebieden komen we een mix tegen van West- en Oostbaltische zwerfsteentypen, waarvan de Oostbaltische in de meerderheid zijn. Rapakivi's nemen in dit gezelschap een zeer belangrijke plaats in. Opvallend is dat de soortensamenstelling van de rapakivizwerfstenen niet verschilt van die uit de Nieuweschoot/Emmenkeileem in het Hondsruggebied.
Conclusie
Keileemafzettingen met een Oostbaltische samenstelling komen in ons land en in Noord-Duitsland op talrijke plaatsen voor. Van de twee aanwezige keileemtypen in het Hondsruggebied is de Noordhorn/Assenkeileem het meest verbreid. Deze keileem is rijk aan vuursteen. Op de hogere delen van de zandruggen wordt dit keileemtype bedekt door een tweede keileemsoort (Nieuweschoot/Emmenkeileem), die zeer rijk aan zwerfstenen is. Vuursteen is hierin afwezig. In onverweerde toestand is deze keileem karakteristiek bruinrood van kleur en zeer kalkrijk.
Vergeleken met de Noordhorn/Assenkeileem is het zwerfsteengeelschap uit de Nieuweschoot/Emmenkeileem extreem Oostbaltisch van samenstelling. Gisdgesteenten uit Midden- en Zuid-zweden, de zuidelijke Oostzee en Denemarken ontbreken nagenoeg geheel. Meermalen is bij zwerfsteeninventarisaties gebleken dat 100% van de gidsgesteenten in de Nieuweschoot/Emmenkeikleem afkomstig is uit het Noordoost-Balticum.
Vuursteenarm keileem met een Oostbaltisch karakter wordt in ons land buiten het Hondsruggebied met name in Friesland en de Noordoostpolder verspreid aangetroffen in de vorm van meest kleine, geïsoleerde voorkomens. Deze 'rode' schollenkeileem staat bekend als Voorstkeileem.
In het Duitse Emsland vormt Oostbaltische keileem eveneens geïsoleerde voorkomens. Deze liggen ingebed in een omgeving met een Westbaltische samenstelling. Of deze voorkomens vergeleken kunnen worden met Voorstkeileem of dat deze meer aansluiten bij het Noordhorn/Assen keileemtype, is niet zeker. Hier zal verder onderzoek duidelijkheid moeten verschaffen.
Verder oostwaarts in het Oldenburgerland neemt Oostbaltische keileem grotere oppervlakken in. Uit zwerfsteenonderzoek blijkt dat het voornaamste keileemtype overeenkomsten vertoont met de vuursteenrijke Noordhorn/Assenkeileem. Nog verder oostwaarts in Nedersaksen treffen we pas zuidoostelijk van Hamburg, in de eindmorenegordel van het Warthe-stadium opnieuw Oostbaltische keileem aan.
In deze eindmorengordel komt in de omgeving van Vastorf, Barendorf, Bevensen en Mehlfien, zuidoostelijk van de Duitse stad Lüneburg, een Oostbaltische keileemtype voor dat in samenstelling en zwerfsteenrijkdom equivalent lijkt te zijn met de Nieuweschootkeileem in het Hondsruggebied. Het zwerfsteengezelschap daaruit staat bekend als 'Vastorfer Geschiebegemeinschaft'. Zuidoostelijk hiervan, in de Göhrde, ontbreekt keileem veelal. Inplaats daarvan treffen we een keizandniveau aan dat zeer rijk is aan zwerfstenen. Kristallijne Oostbaltische zwerfstenen zijn er bijzonder talrijk. Het heeft er alle schijn van dat we hier te maken hebben met het verweringsresidu van hetzelfdce keileemtype dat bij vastorf wordt aangetroffen.
Onderzoek in het Noordzeegebied wijst er op dat het landijs op het eind van het Saalien in en ten noorden van ons land een breed-tongvormige uitbreiding naar het westen vormde. In het Noordzeegedeelte hiervan is een drainagesysteem van ijs ontstaan, die vorm gaf aan de Hondsrug-ijsstroom. De tongvormige uitstulping van de landijskap werd gevoed door ijs van Oostbaltische herkomst, dat via de zuidelijke Oostzee naar het westen bewoog. Deze westwaartse beweging van Oostbaltisch landijs zou de rijkdom kunnen verklaren aan vuursteen, schrijfkrijt en losse cretaceïsche mesofossielen als sponsjes, koraaltjes en bryozoën in de Oostbaltisch Noordhornkeileem.
De Hondsrugijsstroom draineerde in zijn bovenloop een deel van deze ijslob en heeft grote hoeveelheden ijs en morenemateriaal in NW-ZO richting getransporteerd. De afwijkende NW-ZO stroomrichting van het ijs en de snelheid ervan zou beïnvloed en misschien wel gestuurd kunnen zijn door een kalvende ijsrand in het grote Münster smeltwatermeer en het periodieke overstromen daarin van het eveneens zeer grote Wezer-smeltwatermeer, oostelijk daarvan.
Het is overigens opvallend dat het landijs zich in Noord-Duitsland op het eind van het Elsterien, Saalien en ook het Weichselien vooral in westelijke richting bewoog. Hierbij werden voornamelijk keilemen met een Oostbaltische samenstelling afgezet. Klaarblijkelijk volgde het landijs in de eindfase van deze glacialen een baan door de Botnische Golf, over de Alandeilanden en door het oostelijke deel van de Oostzeetrog, voordat het ijs in het zuidelijke Oostzeegebied naar het westen afboog. Dit zou veroorzaakt kunnen zijn door het geleidelijk oostwaarts opschuiven van de ijsscheiding op de landijskap.
De koppeling tussen de Nieuweschootkeileem in het Hondsruggebied en de Oostbaltische vuursteenvrije keileem bij Vastorf is dat deze laatste weliswaar iets jonger is, maar dat beide een vrijwel identieke zwerfsteensamenstelling bezitten en ongetwijfeld hetzelfde brongebied delen. Beide keilemen stammen ook uit een late fase van de vergletsjering tijdens het Saalien. Doordat in beide keilemen Zuid- en Westbaltische gesteentecomponenten ontbreken, bestaat het vermoeden dat deze keilemen ter hoogte van Letland het contact met de ondergrond in het oostelijke Oostzeegebied verloren en verder englaciaal, op een hoger niveau in het landijs, zuid- en zuidwestwaarts zijn getransporteerd.
De karakteristieke bruinrode kleur van beide keilemen is veroorzaakt door opname van veel bestanddelen uit de vroeg-devonische Old Red zandsteen in het noordoostelijke Oosteegebied. De aanwezigheid van zwerfstenen van Old Red zandsteen en dolomiet wijst daar op.
Terzijde
Old-Red zandsteen