Grote zwerfkeien kennen we vooral van de hunebedden. Overal op de Hondsrug

kom je deze grafmonumenten uit de steentijd tegen. De aantallen en vooral de

grootte van de stenen waarmee men de hunebedden bouwde spreken tot de

verbeelding. Hoe kreeg men deze enorm zware steenblokken zo nauwkeurig

op hun plaats? Hoewel deze vraag nog steeds niet bevredigend beantwoord is,

dwingt het feit alleen al bij iedereen respect en bewondering af. Wellicht waren

het specialisten die de klus op bestelling voor de trechterbekerbevolking, zo'n 5000 jaar geleden, 

uitvoerden.
 

 

 

Hunebed_D17_-_Rolde

Het hunebed D17 in Rolde (Dr.).

 

 

deze keien noemen we zwerfstenen, maar vanwege hun grootte is het beter van

zwerfblokken te spreken. De stenen wegen makkelijk enige duizenden kilo’s. De

honderden zwerfblokken waarmee men in Drenthe en daarbuiten hunebedden

bouwde, maken duidelijk dat vroeger, zeker in het Hondsruggebied, sprake moet

zijn geweest van een grote rijkdom aan stenen, veel groter dan we in het huidige

landschap opmerken.

 

 

 

Keien voor dijken
 

Het verdwijnen van grote zwerfkeien uit het Drentse landschap had nog andere

oorzaken. Een ervan had te maken met de dreigende ondergang van de houten

zeeweringen, vooral rond de voormalige Zuiderzee. Uit verslagen en archieven

blijkt dat men in de 18e eeuw op grote schaal de zeezijde van de dijken ging

versterken met zwerfkeien. Door een plotselinge opleving van de paalworm rond

1730 veranderden de eikenhouten beschoeiingen in een aantal jaren in een soort

gatenkaas, waardoor alle stevigheid verdween. Paalwormen zijn wormachtige

weekdieren die lange kronkelende gangen in hout boren. Het gevaar van

overstroming van het lage land achter de dijken werd opeens heel reëel.

 

 

Palendijk_langs_de_Zuiderzee

Voor 1730 bestonden de zeeweringen rond de Zuiderzee vooral uit palendijken.

 

 

Niet alleen de houten scheepswanden werden door paalwormen aangetast, alles

van hout dat in contact stond met het zoute zeewater werd door de dieren na

1730 enthousiast aangeboord. Met dreigende overstromingen in gedachten

moest men wel in korte tijd tegen bijzonder hoge kosten dijken op een andere

manier aanleggen of op zijn minst versterken. Ervaring had geleerd dat grote

zwerfkeien daarvoor heel geschikt waren.

 

 

 

Zwerfsteendijk_bij_Schellinkhout

Na 1730 is men, gedwongen door de paalworm, ijlings begonnen de zeedijken met grote zwerfstenen te bekleden.Veel van de benodigde keien haalde men uit Drenthe en Friesland.

 

 

Voor het verstenen van de zeewaarts gerichte dijkhellingen haalde men

in eerste instantie veel keien uit Friesland en Drenthe. Omdat de aantallen

echter ontoereikend waren, moest men ze van elders halen. Er ontstond zelfs

een reguliere steenhandel. Tientallen jaren achtereen vervoerden schippers

van de kusten van Denemarken en Zuid-Noorwegen grote aantallen zwerfkeien

naar de Zuiderzeedijken. Zelfs uit België haalde men stenen.

 

 

 

Keiendelven
 

Keien werden geld waard. Het gevolg was dat vooral de grote exemplaren

in snel tempo uit het landschap verdwenen. Er ontstond zelfs een nieuw

beroep, namelijk dat van ‘stenenroder’. Mannen liepen met prikstokken,

punters genoemd, akkers en heidevelden af op zoek naar grote, in de bodem

verborgen keien. Stuitte men op een grote steen, dan werd die vervolgens

opgegraven. Op de oostelijke delen van de Hondsrug zijn op systematische

manier eerst de heidevelden, maar later ook de graanessen rond de dorpen

op keien onderzocht en met de spade doorwoeld.

 

 

Grote_zwerfstenen_-_Noordbroek

Keiendelven bracht vroeger bij duizenden mensen brood op de plank, vooral in de wintermaanden als er bij de boer geen werk was. Vooral grote keien brachten geld in het laadje. In de 18e en 19e eeuw zijn op de hogere zandgronden in Drenthe miljoenen keien met de hand opgegraven. De grotere werden verkocht als dijksteen, de kleinere sloeg men met hamers klein tot macadamgruis.

 

 

Aanvankelijk lette men niet erg op het ‘mijn en dijn’. Wie de eigenaar van de

grond was, vond men toen niet zo belangrijk. Eeuwenlang waren de heidevelden

in gemeenschappelijk gebruik geweest. Na de markescheiding eerder in de 19e

eeuw bleef dat in feite zo. Met heideveld kon men niets, het was woeste

grond en vrijwel niets waard. Ontginning was bij gebrek aan geld en middelen 

geen optie.

 

De keiendelvers spitten gewoon voor eigen gewin, waarbij ze niet erg zorgvuldig

te werk gingen. Nadat de keien uit de grond gehaald waren, lieten ze in veel

gevallen een volkomen vergraven en verwoest landschap achter. Pas toen de

boeren/eigenaars merkten dat aan de keien in hun heideveld geld te verdienen

viel, veranderde de aanpak. In het vervolg verpachtte men de grond aan de

keiendelvers. Daarbij verplichtte men zich om het afgewerkte, omwoelde terrein

netjes achter te laten.

 

 

Gneis_met_boorgaten_-_Hondsrug_Groningen Gneis_-_Buinen

Grote zwerfblokken kreeg men klein door in de kei rijen gaten te boren, waar vervolgens wiggen in geslagen werden. Zo spleet men grote brokstukken af. Ook gebruikte men wel buskruit om de kei in stukken te laten springen.

 

Aan de kei in Buinen is aan de verse breukvlakken goed te zien dat hier in het verleden met buskruit gewerkt is.

 

 

Heel grote zwerfblokken waren ook niet veilig. Die ging men te lijf met wiggen

en met buskruit dat in tevoren geboorde gaten tot ontploffing gebracht werd. Als

het zo uit kwam moesten hunebedden het ook ontgelden. Die 'duivelse steenhopen',

waarvan men dacht dat zich daar bij nacht en ontij allerlei gespuis ophield, werden

als dat zo uit kwam al sinds de Middeleeuwen als steengroeve geëxploiteerd. In

Drenthe liggen - ook in hunebedden - her en der nog zwerfblokken met ronde gaten

en verse breukvlakken. Ze geven de plaatsen aan waar grote brokken steen zijn

afgesprongen.

 

 

 

Een bodem vol zwerfkeien
 

Nog steeds kun je op de Hondsrug zwerfstenen vinden, maar hun aantallen staan

niet in verhouding tot wat er vroeger aan keien aanwezig moet zijn geweest. Ook

in dit opzicht kunnen we spreken van een uitgeruimd landschap. De meeste keien

van duivenei formaat en groter zijn verdwenen. Dat heidevelden en akkers op veel

plaatsen bezaaid waren met kleine en grote keien kunnen we ons nu niet goed

meer voorstellen.

 

 

Stuifvlakte_met_zwerfstenen_-_Ballorveld_Rolde Keizand_op_het_Ballorveld_bij_Rolde

Op en onder de heidevelden in Oost-Drenthe zijn door doelgericht verzamelen de meeste keien van handgrootte en meer verdwenen. Miljoenen en waarschijnlijk zelfs miljarden zwerfstenen zijn daardoor voorgoed uit het landschap verdwenen.

In het keizand, zoals hier op het Balloërveld bij Rolde, vinden we alleen nog kleine zwerfkeitjes.

 

 


Honderden arbeiders hadden er dagelijks werk aan en verdienden zo een

boterham en een borrel. Bij miljoenen of wellicht moeten we eerder spreken

van miljarden, zijn keien opgegraven voor de verharding van doorgaande

wegen, boerenerven e.d.. De keien klopte men tot macadamgruis. Dat vond

vooral in de 19e eeuw plaats. Aanzienlijke delen van de heidevelden op de

Hondsrug bij Annen en tussen Gasselte en Valthe gingen op de schop. Geen

vierkante meter  bleef gespaard. Niet zelden kon men meer dan 5000kg

zwerfkeien uit 100 vierkante meter opspitten! De keien vond men vooral op

de hoogste delen aan de oostkant van de Hondsrug en op de hellingen naar

het Hunzedal. Meer naar het westen op de Hondsrug leverde het graven naar

keien te weinig op.

Menige Hondsrugboer werd slapend rijk van de keien in zijn land. Vooral in

de periode na 1850 was er sprake van een soort goldrush in zwerfkeien,

gestimuleerd door het graven van het kanaal van Buinen naar Stadskanaal

in 1882. Al eerder, in 1839, was Gasselternijveen door een kanaal met het

Stadskanaal verbonden. Dit maakte het vervoer van zwerfkeien per schip

makkelijk en relatief goedkoop. Na het gereed komen van het kanaal bij

Buinen verplaatste het zwaartepunt van de keienhandel zich daar naar toe.

Ondanks dat de meeste zwerfstenen op de Hondsrug door menselijke

activiteiten verdwenen zijn, zijn de keien nog lang niet ‘op’. Bij

graafwerkzaamheden en op de akkers komen nog steeds zwerfstenen te

voorschijn. Een enkele keer stuit men op een groter exemplaar, soms met

een gewicht van 10 ton of meer. Het verplaatsen van deze zware jongens

is vaak een bezienswaardigheid en gaat dikwijls met enig ceremonieel gepaard.
 

  

Groeve_De_Boer_keileem_met_keien_-_Emmerschans

Nog steeds komen in Oost-Drenthe bij graafwerkzaamheden, zoals hier op de foto bij Emmerschans, veel keien tevoorschijn. Ze zijn dus nog lang niet 'op'.

 

 

In tegenstelling tot vroeger verdwijnen de keien niet meer onder de hamer

of worden ze met buskruit een kopje kleiner gemaakt. Ook maken ze hun

naam als zwerfkei niet langer waar. Te vaak kregen de keien in het recente

verleden een andere bestemming, vaak kilometers verwijderd van de

vindplaats. Dat hierbij de samenhang van kei, bodem en omringend

landschap verloren ging, vond men niet belangrijk. Gelukkig worden

gemeentebesturen en andere overheden zich bewust dat grote zwerfstenen

een bijzonder verhaal te vertellen hebben, verhalen die te maken hebben met

de wordingsgeschiedenis van het landschap en de klimaatveranderingen die

in het verleden plaats vonden. De zwerfstenen zijn daar het zichtbare bewijs

van. Het is daarom van groot belang dat de grote keien als geologisch erfgoed in het gebied blijven

waar ze gevonden zijn.

 

 

Zwerfkeien als geologisch erfgoed
 

Net als met archeologische vondsten het geval is, verdienen grote zwerfblokken

onze zorg en bescherming. Het zijn niet langer 'lastpakken' waar we zo snel

mogelijk van af moeten zien te komen. Grote zwerfkeien zijn onderdeel van

het landschap waar ze in gevonden zijn. Bovendien vormen ze zichtbare

vertegenwoordigers van een periode waarin het klimaat een stevige dip vertoonde,

met in ons gebied uiteindelijk een kilometerdikke massa ijs uit Scandinavië.

 

 

Grote zwerfkeien verdienen het om als 'geologisch erfgoed' beschouwd en behandeld

te worden, net als we met onze hunebedden doen. Die hebben een beschermde

status als archeologisch erfgoed. Onze grote zwerfblokken zijn voor iedereen

herkenbare symbolen aan de hand waarvan de ontwikkelingsgeschiedenis van

ons landschap verteld kan worden, een geschiedenis, nogmaals, die door

ijstijden is bepaald. IJstijdgeologie laat zich samen met deze zwerfblokken lezen

als een spannend geschiedenisboek.
 

 

 

Kkarrapkivi_-_Noordbroek Zwerfsteen_van_porfiergraniet_-__Poolshoogte_Odoorn

Porfierische rapakivigraniet van Kökar - Zwerfsteen van Emmerschans (Dr.).

Meer nog dan hun kleinere soortgenoten vertellen grote zwerfblokken het bijzondere verhaal over oorsprong, transport en afzetting in de ijstijdperiode. Ze zijn uitermate geschikt om als stille ambassadeurs aandacht te vragen voor het ontstaan van landschap  waarin wij in Drenthe leven.

Sommige zwerfblokken hebben door hun aansprekende vorm een toegevoegde waarde. Deze kei bij de Poolshoogte bij Odoorn kan doorgaan voor een 'versteende' reuzenegel. De kap wordt van de rest van de kei gescheiden door een natuurlijk breukvlak. In de geologie noemt men dergelijke breukvlakken diaklazen.

 

 


Waar staan ze en wat zijn het?
 

Grote zwerfblokken komen overal in Drenthe voor. In de verspreiding zit geen

regelmaat, hoewel ze in het Hondsruggebied wel het meest voorkomen. Je ziet

ze in bossen, dorpen, langs wegen, in recreatiegebieden, op boerenerven, bij

bedrijven, noem maar op. Sommige keien imponeren vooral door hun grootte,

ze torenen boven je uit. Andere zijn mooi, bezitten een bijzondere vorm of

onderscheiden zich door hun samenstelling. Sommige keien blijken gidsgesteenten

te zijn. Dat zijn stenen waarvan de herkomst in Scandinavië bekend is.
 

 

 

Biotietgranaat_migmatiet__-_Strengenweg_Borger Biotietgranaat_Migmatiet_detail_2_-_Strengenweg_Borger

Een prachtig zwerfblok van migmatiet aan de Strengenweg bij Borger (Dr.).

Migmatieten zijn menggneizen, waarin de lichter gekleurde gedeelten nieuwvormingen zijn van  veldspaat en kwarts. Ze ontstonden door langzame diffusie uit bestanddelen van de omgevende, oudere gneis.

Detail van het oppervlak van de steen hiernaast. De grillige witte banden zijn neosomen van kaliveldspaat en kwarts met verspreid daaromheen grote porfyroblasten van granaat. Van dichtbij is met de loep te zien dat de donkergrijze kleur van de migmatiet veroorzaakt wordt door de vele biotiet. Ook de fijnvezelige sillimaniet is op enkele plaatsen in de steen goed te zien.

 

 

 

 

Hoe zwaar is een steen?

Stenen zijn zwaar. Eentje van handformaat raap je zo op, maar het tillen van

een kei van 20 of 30 cm is een ander verhaal, om van nog grotere maar niet

te spreken.

 

Een liter water weegt een kilo. Dat is bekend. Steen weegt meer, hoeveel meer

is afhankelijk van het soort gesteente. De meeste zwerfblokken zijn van graniet

of gneis. Beide gesteentesoorten hebben een vergelijkbare samenstelling. Het

gewicht ofwel de soortelijke massa van graniet of gneis is ongeveer 2,7. Een

liter van beide steensoorten weegt dus 2,7kg.

 

Om het gewicht van een grote zwerfsteen te bepalen, maken we gebruik van

een eenvoudige rekenformule. Lengte, breedte en hoogte van de steen

vermenigvuldigen we met de soortelijke massa. De uitkomst daarvan

vermenigvuldigen we nogmaals met de factor 0,6. Daaruit blijkt bij benadering

het gewicht van de steen. De factor 0,6 houdt rekening met de afronding van

de zwerfstenen. Keien zijn tenslotte geen regelmatig gevormde kubussen.

 

 Terug

 

 

 

 

 

 
© 2010-heden Kijkeensomlaag.nl
Flag Counter