Je kunt op veel plaatsen stenen vinden en dan bedoel ik uiteraard geen bakstenen, straatstenen of betonkeien. Nee, stenen die op een natuurlijke manier in ons land zijn terecht gekomen. Boven de grote rivieren zijn dat vooral zwerfstenen uit Scandinavië, in Midden- en Zuid-Nederland komen stenen voor die door Rijn en Maas uit zuidelijker gelegen streken zijn aangevoerd. In Oost-Nederland tenslotte zijn grindstenen te vinden die door voorlopers van rivieren als Elbe en Wezer uit het midden en het oosten van Duitsland daar zijn achter gelaten. Er zit dus een kern van waarheid in de uitspraak dat Nederland het geologisch afvalputje is van Europa.

 

 

 Zwerfstenen langsakker -   Hoge veld Bunne Grind Formatie van Appelscha-Ellertshaar

Opgeploegde grote zwerfstenen uit een akker op het Hoge Veld bij Norg (Dr.).

In de noordelijke helft van Nederland bevat de bodem veel grote en kleine zwerfstenen van noordelijke herkomst. De keien zijn in de voorlaatste ijstijd door ijstijdgletsjers naar ons land vervoerd. 

Riviergrind uit vroeg-Pleistocene rivierzandzafzettingen in Ellertshaar (Dr.).

De uitdrukking 'zwerfstenen' is in feite gereserveerd voor ijstijdkeien die uit Scandinavië afkomstig zijn. Stenen uit rivierzanden zijn eigenlijk ook zwerfstenen, alleen zijn ze doorgaans veel kleiner en zijn ze door snelstromend rivierwater of ingevroren in schotsen van bodemijs naar ons land getransporteerd.

 

 

 

 


In Nederland is het zoeken van zwerfstenen vooral een liefhebberij van amateurgeologen. In de wetenschap is de interesse voor zwerfstenen grotendeels verdwenen. Dit was aan het eind van de 19e eeuw en het begin van de vorige eeuw wel anders. Sinds in 1875 duidelijk werd dat ook Noordwest-Europa een of meer keren bedekt was door Scandinavisch landijs, verscheen in korte tijd een stroom aan publicaties over zwerfstenen en ijstijdafzettingen. Veel instituten beijverden zich om zwerfsteenverzamelingen aan te leggen en die te documenteren. Toen eenmaal in hoofdlijnen bekend was wat de gevolgen van de ijsbedekking voor ons land waren en men de verschillende afzettingen uit die tijd in kaart had gebracht, verflauwde de wetenschappelijke belangstelling. Interesse in ijstijdgeologie en het verzamelen van zwerfstenen werd hoe langer hoe meer het domein van liefhebbers.

 

 

Jelle de Jong Daalkampen Borger

Zwerfsteenverzamelaar Jelle de Jong, zo te zien voor geen kleintje vervaard, op zoek naar bijzondere kristallijne zwerfstenen bij Borger in Drenthe. 

 


 

Ook nu nog zijn er talrijke amateurgeologen die van zwerfstenen en zwerfsteengeologie hun hobby hebben gemaakt. De verzamelaars onder hen kun je in een aantal categorieën verdelen. Er is een groep die zich focust op zwerfsteenfossielen, anderen daarentegen hebben meer belangstelling voor gesteentesoorten in het algemeen. Tenslotte heb je ook nog een groep mensen die het verzamelen van gidsgesteenten tot levensdoel gemaakt hebben. Gidsgesteenten genieten onder zwerfsteenverzamelaars namelijk een grote belangstelling. Niet vreemd overigens, het zijn immers stenen waarvan de herkomst in Scandinavië bekend is en dit geeft deze zwerfkeien een extra dimensie.
 

 

 


Zwerfstenen en hun namen
 

Bij het determineren en benoemen van zwerfstenen gelden andere criteria dan bij gesteenten die uit de vaste rots geslagen zijn. Zwerfstenen zijn losse objecten, waaraan de context ontbreekt. Aan zwerfstenen is niet te zien hoe deze in Scandinavië in het rotsverband hebben gezeten. Maar er is behalve dat nog iets anders dat van invloed is op de wijze hoe we zwerfstenen benoemen.

 

 


Vandaag de dag hebben zwerfsteenverzamelaars talrijke boeken tot hun beschikking, vaak met talrijke, prachtige afbeeldingen waarmee men zijn of haar vondsten kan vergelijken. Dit was in vroeger jaren anders. De eerste zwerfsteenzoekers moesten voor hun kennnis de weg maar zien te vinden in een wereld van moeilijjk toegankelijke literatuur. Pioniers als Van der Lijn, Bos en Van der Klei waren voor het determineren van hun zwerfstenen veelal aangewezen op wetenschappelijke instituten en meer nog op wetenschappelijke, petrologische publicaties.

 

 

P. van der Lijn 200px-Rosenbusch harry 1 Waldemar Brogger

Pieter van der Lijn (1870-1964) was de grote promotor van de zwerfsteengeologie in Nederland.

 

Van der Lijn leunde sterk op Duitstalige literatuur. Veel van de in die publicaties gebruikte namen werden door hem in de zwerfsteenkunde geïntroduceerd. Deze namen worden - hoewel verouderd - nog steeds door verzamelaars gebruikt.

Karl Heinrich Ferdinand Rosenbusch (1836-1914), beter bekend als Harry Rosenbusch, was een vooraanstaand mineraloog en petroloog. Hij schreef twee monografieën, waarin hij een bijzonder groot aantal gesteenten beschrijft, waaronder talrijke apart benoemde lokale variëteiten, die tegenwoordig onder één naam worden gerangschikt. Rosenbusch maakte onderscheid tussen Permische en Tertiaire vulkanieten. Tegenwoordig wordt dit niet meer gedaan.

Waldemar Brögger (1851-1940) was een vooraanstaand Noors petroloog. Hij was volgeling van de Rosenbusch-school. Hij beschreef uit het Oslogebied in Zuid-Noorwegen een groot aantal magmatische gesteenten, vaak onder een eigen lokale naam.



 

In de tweede helft van de 19e eeuw maakte de petrologie - dit is het onderdeel van de geologie dat zich bezig houdt met het bestuderen en beschrijven van gesteenten - een boost door. Dit kwam vooral omdat voor het onderzoek optische apparatuur beschikbaar kwam, waarmee de afzonderlijke mineralen in gesteenten herkend konden worden. Heel bekend zijn de beide monografieën van de Duitse mineraloog en petroloog Karl-Heinrich Rosenbusch (1836-1914). Deze standaardwerken waren jarenlang vrijwel de enige informatiebron voor amateurgeologen, die zich met het herkennen en determineren van zwerfstenen bezig hielden. Omdat Rosenbusch en collega-petrologen in die tijd de gewoonte hadden allerlei lokale variëteiten van een bepaald gesteente apart te benoemen, nam het aantal beschreven gesteentesoorten enorm toe.
 

 

 

 Tnsbergiet 2 -  Werpeloh Dldjpg  Lardaliet 2a - Wippingen Dldjpg

Tönsbergiet - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.).

Tönsbergiet is een variabele variëteit van larvikiet. Opvallend in het gesteente zijn de grijze, vaak ruitvormige eerstelingen van veldspaat in een meer of minder door omzetting bruin(rood) gekleurde grondmassa.

Lardaliet - Zwerfsteen van Wippingen (Dld.).

Lardaliet is een grootkorrelige variant van larvikiet die vaak een flink percentage nefelien bevat.

 


 

Een volgeling van de 'School van Rosenbusch' was de bekende Noorse petroloog Waldemar Broegger (1851-1940). Deze schreef een monografie over gesteenten uit het Oslogebied in Zuid-Noorwegen met daarin talloze gesteentevariëteiten die tegenwoordig meest onder één naam gerangschikt worden. We moeten hierbij denken aan gesteenten als Kjelsasiet, Tönsbergiet, Lardaliet en Larvikiet. In de zwerfsteengeologie worden deze namen nog steeds door vrijwel iedere verzamelaar van gidsgesteenten gehanteerd. In de petrologie kijkt men daar inmiddels anders tegen aan. Bovengenoemde gesteenten zijn in feite verwanten van elkaar, reden waarom deze tegenwoordig larvikiet worden genoemd. Lardaliet is weliswaar een sterk nefelienhoudende Oslosyeniet, maar aangezien sommige Larvikieten dit mineraal ook bezitten, is de naam Lardaliet in feite overbodig. Veel van de ooit door Rosenbusch c.s. gepubliceerde gesteentenamen zijn inmiddels verlaten of worden onder een bepaalde hoofdnaam gerangschikt.


 

 

Alandkwartsmonzoniet -  Slochteren Alandkwartsmonzoniet porfirisch - Groningen

Aland kwartsmonzoniet - Zwerfsteen van Slochteren (Gr.). 

Dit is een roodkleurige kwartsarme rapakivigraniet, die door assimilatie van basische bestanddelen (hoornblende en plagioklaas) een monzonietische samenstelling heeft gekregen. Kwarts is uitsluitend in fijngrafische vorm vergroeid met kaliveldspaat in de grondmassa te vinden. Het gesteente staat in de zwerfsteenboeken van J.G.Zandstra vermeld als 'monzonietische randfacies van de rapakivi'.

 

Porfierische aland kwartsmonzoniet - Zwerfsteen van Groningen.

Is een veel voorkomend zwerfsteentype, een rapakivivariëteit, die bij de meesten als alandgranietporfier bekend staat. Het fijnkorrelige gesteente bezit een fijngrafische vergroeide grondmassa van kaliveldspaat en kwarts.

Opvallend zijn de ronde kwartseerstelingen met een donkere zoom van chloriet. Het gesteente bevat net als het gesteente hiernaast veel kleine eerstelingen van plagioklaas. Dikwijls komen in het gesteente insluitsels voor van porfirische basalt of centimeters grote plagioklazen. Het hoge percentage plagioklaas en donkere mineralen maakt dat het gesteente monzonietisch van samenstelling is.

 


 

 

 

Behalve dat men op basis van moderne gesteenteclassificaties de naamgeving van gesteenten eenduidiger heeft gemaakt, speelt er nog iets anders, iets waar zwerfsteenverzamelaars in toenemende mate mee geconfronteerd worden. In gangbare stenenboeken kom je regelmatig verschillende namen tegen voor hetzelfde gesteente. In zwerfsteenliteratuur wordt meestal de oude vertrouwde naamgeving gehanteerd, in tegenstelling tot een aantal geologische natuurgidsen, waarin gesteenten worden afgebeeld onder hun moderne naam. Dat dit tot verwarring leidt en voor beginnende verzamelaars 'de dood in de pot' dreigt te worden, mag duidelijk zijn. Doorgewinterde stenenverzamelaars vinden hun weg wel in het doolhof die de gesteentenomenclatuur inmiddels is, maar nieuwkomers.....? Om het eenvoudig te zeggen, de naamgeving van gesteenten en zwerfstenen is een rommeltje. De verwarring zit hem vooral in het benoemen van magmatische gesteenten. We noemen deze groep ook wel stollingsgesteenten. Bij afzettingsgesteenten en metamorfieten is de naamgeving minder gecompliceerd.
 

 

Alandrapakivi - Zwerfsteen van Gieten Viborgiet - Emmerschans

Alandrapakivi - Zwerfsteen van Gieten (Dr.). 

Merkwaardig is het onderscheid in naam tussen dit gesteente en de viborgiet hiernaast. In petrologisch opzicht zijn beide gesteenten normale viborgieten, vanwege de talrijke ronde veldspaatovoïden die omgeven zijn door een mantel van plagioklaas. Op doorsnede vormt de plagioklaas een witte ring om de ronde kaliveldspaten.

Viborgiet - Zwerfsteen van Emmerschans (Dr.). 

Viborgiet wordt door zwerfsteenliefhebbers van alandrapakivi onderscheiden door het bezit van veel grotere plagioklaasomrande veldspaatovoïden. Ook de grondmassa verschilt. In de petrologie worden rapakivigranieten met plagioklaasommantelde ovoïden viborgieten genoemd. Ontbreken die (grotendeels) dan heet het gesteente pyterliet. Alandrapakivi, zoals hiernaast, is een viborgietvariëteit die afkomstig is van de Aland-eilanden in ZW-Finland.

 


 

 

 

De naamgeving die Rosenbusch in zijn werken hanteert, is vooral gebaseerd op magmatische gesteenten die in Duitsland en naburige landen in Midden-Europa voorkomen. In het geologische verleden heeft men in deze landen te maken gehad met twee of eigenlijk drie perioden waarin vulkanisme veelvuldig optrad. Hierbij is een scala aan vulkanische gesteenten ontstaan. In Duitse middelgebergten zijn vooral talrijke diabaas- en basaltgesteenten uit het Devoon bekend, maar deze sneeuwen qua sortiment onder vergeleken bij die uit het Perm (Rotliegendes). In dit tijdvak was in delen van Duitsland sprake van zeer uitbundig vulkanisme, waarbij op uitgebreide schaal naast basische ook intermediaire en silicarijke vulkanieten zijn gevormd. Hetzelfde was het geval tijdens het Tertiair, toen op verschillende plaatsen in Duitsland en de landen daaromheen als gevolg van de Alpine gebergtevorming sprake was van grootschalig vulkanisme.
 

 

Porfirische olivijnbasalt - Guimar Tenerife Melafier - Nahe Idar

Porfierische olivijnbasalt - Guimar, Tenerife (Sp.).

Recente en subrecente basalten zijn mineralogisch meestal onveranderd, in tegenstelling tot geologisch veel oudere typen, zoals hiernaast. Eventueel aanwezige gasholten zijn veelal 'leeg'. Basalten met talrijke lege gasholten duidt men ook wel aan als 'vesiculair'. 

Melafier-amandelsteen - Idar Oberstein (Dld.).

Rosenbusch onderscheidde de veel oudere, omgezette Permische basaltgesteenten van de veelal onveranderde Tertiaire basalten. Die uit het Perm noemde hij melafier (amandelsteen). De talrijke gasholten daarin zijn in de loop van de tijd geheel of gedeeltelijk met secundaire mineralen opgevuld. 

Melafieren en melafier-amandelstenen zijn dus geologisch oude basalten, vandaar dat hiervoor de naam 'paleobasalt' is geïntroduceerd.

 

 

 

 

Overeenkomsten en verschillen

 


Het is een bekend verschijnsel dat oudere vulkanische gesteenten een ander uitelijk bezitten dan recente of die uit het Tertiair. Om deze verschillen te benoemen stelde Rosenbusch voor om de Tertiaire vulkanieten een andere naam te geven dan hun Permische verwanten. Om twee voorbeelden te noemen: het silicarijke uitvloeiingsgesteente rhyoliet, dat ook wel lipariet genoemd wordt, is in Duitsland van Tertiaire ouderdom. Identieke, maar oudere gesteenten uit het Perm noemt Rosenbusch 'kwartsporfier'.

 

Tertiaire basalten verschillen in visueel opzicht ook duidelijk van Permische vertegenwoordigers. Vandaar dat men deze laatste 'melafier' noemt inplaats van basalt. Bevat het gesteente daarbij nog talrijke met secundaire mineralen opgevulde gasbellen, dan noemt men het gesteente 'melafier-amandelsteen'. Deze naamgeving is in het verleden ook bij zwerfstenen geïntroduceerd.
 


 

 

 

 

Namen als melafier-amandelsteen en kwartsporfier klinken zwerfsteenverzamelaars zeer bekend in de oren, immers ze komen, zeker wat kwartsporfieren betreft, onder noordelijke zwerfstenen veel voor. Uitdrukkingen als rhyoliet daarentegen kom je in zwerfsteenboeken nauwlijks tegen, alsof het exoten zijn die je als zwerfsteen nauwelijks te vinden zijn. Waar het om Tertiaire rhyolieten gaat, klopt dit. Onder noordelijke zwerfstenen komen rhyolieten in de betekenis van Rosenbusch niet voor.
 

 

Amygdalodale paleobasalt - Bogebjerglund Fnen Rodeoostzeeporfier - Groningen

Amygdaloïdale paleobasalt - Zwerfsteen van Bogebjerglund, Fünen (Dk.).

Uit het Oostzeegebied zijn Precambrische basalten afkomstig, die vaak bruinachtig rood of meer donker groenzwart gekleurd zijn. De talrijke lichtkleurige vlekken zijn opgevulde gasblazen, vaak met calciet en/of chalcedoon.

Geologisch oude basalt noemt men 'paleobasalt'. Bevat het gesteente, zoals hierboven, opgevulde gasblazen dan noemt men deze structuur 'amydaloïdaal'. Zijn de gasblazen ongevuld, dan spreekt men van 'vesiculaire basalt'.

Rode oostzeekwartsporfier - Zwerfsteen van Groningen.

Rhyolietische gesteenten ouder dan die uit het Tertiair werden door Rosenbusch kwartsporfier genoemd. Hiermee onderscheidde hij de veelal omgezette Permische vertegenwoordigers van de Tertiaire rhyolieten in Duitsland. Petrologisch verschillen ze echter niet van elkaar.

Kwartsporfier is dus een verouderde naam, die vervangen dient te worden door 'paleorhyoliet', behalve als het een gidsgesteente betreft.

 


 

 


 

 

In de zwerfsteenkunde worden dus nog steeds namen gehanteerd uit oude Duitstalige literatuur van zo'n 100 jaar geleden. Alsof de tijd heeft stilgestaan.... In de huidige petrologie is de naamgeving van gesteenten vooral gebaseerd op de chemisch/mineralogische samenstelling. Lokale, ietwat afwijkende typen worden niet langer apart benoemd. Ook speelt de ouderdom van het gesteente geen wezenlijke rol. Om geologisch oude magmatische gesteenten desondanks  van meer recente typen te onderscheiden, voegt men vaak de uitdrukking 'paleo' toe aan de naam.

 

 

 


Kwartsporfieren onder noordelijke zwerfstenen zijn merendeels van Precambrische ouderdom, dus geologisch gezien zeer oud. Als het geen gidsgesteente betreft zou de correcte naam van dit gesteente paleorhyoliet moeten luiden, eventueel voorafgegaan door 'porfierische'. Als gevolg van veroudering hebben in deze kwartsporfieren omzettingen plaats gevonden, die vooral van invloed zijn op de kleur van het gesteente en deels ook op de mineralogische samenstelling. Ze verschillen daarmee van Tertiaire rhyolieten, die gewoonlijk erg lichtkleurig zijn. Kwartsporfieren van noordelijke herkomst zijn door hun ouderdom veel donkerder van tint. Sommige, zoals enkele Dalarneporfieren en kwartsporfieren uit de Botnische Golf zijn zelfs diepzwart of donkerbruin van kleur.
 

 

Gustavsporfier  gidsgesteente - Hoge Veld Bunne Dala kwartsporfier gidsgesteente - Wilsum

Gustavs(kwarts)porfier - Zwerfsteen van het Hoge Veld bij Norg (Dr.).

Naast talrijke vleesrode kaliveldspaten bevat dit gidsgesteente zeer veel, deels in groepjes gerangschikte, kleine kwartsjes. In de zwerfsteenkunde wordt dit gesteente 'kwartsporfier' genoemd. Paleorhyoliet zou voor dit Precambrische gesteente een juistere naam zijn, al of niet voorafgegaan door 'porfierische'. Vanwege de status als gidsgesteente blijft de verouderde naam gustavsporfier gehandhaafd.

Dalakwartsporfier - Zwerfsteen van Wilsum (Dld.).

Voor dit gesteente geldt hetzelfde als de steen hiernaast. Aangezien beide gidsgesteenten zijn en afkomstig uit Midden-Zweden, blijft de aanduiding 'kwartsporfier' in dit geval gehandhaafd.

 

 

 


 

 

 

 

Goed beschouwd hebben we in de zwerfsteenkunde te maken met een woud aan namen die in de moderne petrologie niet of nauwelijks nog worden gehanteerd en die met de beste bedoelingen ook nog eens regelmatig door elkaar gebruikt worden. Er is dus alles voor te zeggen om de naamgeving in de zwerfsteengeologie eenvoudiger te maken. Maar, zoals vaak, moet er in dit geval een voorbehoud worden gemaakt. Er is een groep zwerfstenen die hiervan uitgezonderd is en dat ook moet blijven.
 



Gidsgesteenten
 

Gidsgesteenten genieten de warme belangstelling van veel zwerfsteenliefhebbers. Ze vormen niet alleen een bepaald type gesteente met redelijk vaste kenmerken, de aantrekkelijkheid ligt vooral in het feit dat bekend is waar gidsgesteenten vandaan komen. Van noordelijke gidsgesteenten zijn inmiddels meer dan 150 verschillende typen bekend. En dit aantal wordt ieder jaar groter. Dit hebben we te danken aan stenenliefhebbers die hun vakanties doorbrengen in de Scandinavische landen en daar van veel locaties gesteentemonsters verzamelen. Door deze te vergelijken met hier gevonden zwerfstenen wordt de lijst met gidsgesteenten nog steeds groter.
 

 

Venjanporfiriet porfiriet Borger Tinguaiet detail - Malente

Venjanporfieriet - Zwerfsteen van Borger (Dr.).

Venjanporfirieten zijn afkomstig uit het Midden-Zweedse Dalarna. Er zijn twee zwerfsteentypen van bekend: het grijze type zoals hierboven afgebeeld en een grofkorreliger meer rose gekleurde variëteit (type Gruvasen). 

Venjanporfirieten bevatten geen zichtbare kwarts, bovendien zijn de meeste veldspaateerstelingen van plagioklaas, vandaar dat deze gesteenten in de zwerfsteenkunde onder de 'porfierieten' gerangschikt worden. Petrologisch zijn het echter geen porfirieten, maar is het gesteente dacitisch van samenstelling. Daciet is het uitvloeiingsgesteente van granodioriet. Venjanporfieriet is dus eigenlijk een paleodaciet.

 

Tinguaiet van Dalarne - Zwerfsteen van Malente (Dld.).

De naam voor dit gidsgesteente uit Midden-Zweden is op zijn plaats, hoewel verouderd. Aangezien namen van gidsgesteenten beschouwd moeten worden als eigen namen, blijven deze zo genoemd. In de petrologie wordt dit blauwgroene gesteente met zijn opvallende zwarte naalden van aegerien (pyroxeen) echter fonoliet genoemd. 

 

 

 


 

 

 

Gidsgesteenten mogen op basis van hun specifieke kenmerken en vastgelegde beschrijvingen beschouwd worden als zwerfstenen met een eigennaam. Hoewel typen als Venjanporfieriet, Botnische kwartsporfier en Tinguaiet van Dalarne strikt genomen verouderd zijn, blijven deze namen gehandhaafd omdat het goed gedefinieerde gidsgesteenten zijn. Aardrijkskundige namen verander je immers ook niet, ook al is de schrijfwijze niet correct (meer).

 

 

 

Hoewel het verleidelijk is om Alandkwartsporfier in het vervolg Porfierische paleorhyoliet van Aland te noemen, is dit niet wat we zouden moeten willen. Desondanks kan het in voorkomende gevallen bij nieuwe typen gidsgesteenten raadzaam zijn om goed over de naam na te denken.
 

 

 

Alandkwartsporfier ignimbritoïed type - Mommark Als Dk Botnische kwartsporfier - Haddorf

Alandkwartsporfier - Zwerfsteen van Als (Dk.).

Namen van gidsgesteenten bijven onveranderd. Zo ook alandkwartsporfier, hoewel het eigenlijk een paleorhyoliet is. Bovenstaande zwerfsteen is ook nog eens ignimbritisch van structuur, maar aangezien het niet duidelijk is of het wel een echte ignimbriet is, is het beter om van 'ignimbritoïd' te spreken, dus 'ignimbritoïde alandkwartsporfier'. 

 

Botnische kwartsporfier - Zwerfsteen van Haddorf (Dld.).

Verreweg de meeste Scandinavische kwartsporfieren zijn van Precambrische ouderdom, ook die uit de Botnische Golf. Gesteentekundig zijn het allemaal (porfierische) paleorhyolieten.

 

 

 

 


Hoe zit het met de magmatische zwerfstenen die geen 

gidsgesteente zijn?

 

 

Het probleem van een verouderde naamgeving is in de vakwereld al geruime tijd bekend. In de petrologische literatuur wordt dit ook meermalen aangegeven. Desondanks ondergaat men het probleem met enige gelatenheid. Men stelt zich doorgaans op het standpunt dat het hanteren van verouderde en niet correcte namen geen probleem hoeft te zijn, zolang iedereen weet waarover men het heeft. We lopen hiermee wel de kans dat we in de zwerfsteengeologie geleidelijk in een situatie terecht komen die niet meer aan sluit bij de moderne petrologie. Natuurlijk, het blijven zwerfstenen en die bekijk je nu eenmaal anders dan gesteenten bij wetenschappelijk onderzoek. Maar het klemt des te meer omdat juist bij het herkennen van zwerfstenen en daarmee ook van nieuwe gidsgesteenten regelmatig gebruik gemaakt wordt van slijpplaatjes. Hoewel slijpplaatjesonderzoek niet heiligmakend is, komen langs deze weg toch gesteentesoorten aan het licht die anders onbekend zouden blijven. Daaronder schuilen talrijke soorten die in het vervolg ook langs macroscopische weg herkend kunnen worden.

 

Hieronder volgen in willekeurige volgorde een aantal voorbeelden van zwerfsteentypen met namen die deels of geheel verouderd zijn. Daarnaast worden een paar voorbeelden van zwerfsteennamen aangehaald die vanaf het begin niet correct zijn toegepast, maar die ondanks dit toch een eigen leven zijn gaan leiden. Ook zullen een paar inconsequente gesteentenamen aangehaald worden, die duidelijk maken dat we in de zwerfsteenkunde zo eigenlijk niet verder kunnen.
 


Voorbeelden van inconsequente naamgeving
 

 

Foyaiet

Dit is een bekend gidsgesteente, een nefeliensyeniet, uit het Oslogebied in Zuid-Noorwegen. Als zwerfsteen is foyaiet in Nederland erg zeldzaam, maar in de grote zandgroeve bij Werpeloh in het Emsland wordt het gesteente regelmatig gevonden. De structuur van foyaiet lijkt sterk op die van een (Asby)diabaas. Aangezien foyaiet op meer plaatsen op aarde voorkomt, o.m. op de typelocaliteit Cerra de Monchique in Zuid-Portugal, waar het in samenstelling niet of nauwelijks van de Noorse foyaiet afwijkt, is de naam die dit gesteente in beide boeken van J.G.Zandstra heeft gekregen niet correct. Hierin wordt namelijk gesproken van 'trachietische nefeliensyeniet'. 


 

 

 Foyaiet  Foyaiet -  Cinzento Monchique Portugal

Foyaiet - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.).

Foyaiet is een nefeliensyeniet en tevens een gidsgesteente uit het Oslogebied in Zuid-Noorwegen. De nefelien op de foto is zichtbaar als kleine bruinachtige vlekjes, die ingeklemd zijn tussen de lijstvormige veldspaten. Nefelien is erg gevoelig voor verwering.

De structuur van het gesteente doet denken aan die van trachiet of diabaas. In samenstelling verschillen deze gesteenten echter sterk van foyaiet. Een naam als 'trachitische nefeliensyeniet' is daarom verwarrend en onjuist.

 

Foyaiet - Cerra de Monchique, Portugal.

In Zuid-Portugal is bij Monchique, direct noordelijk van de Algarve een geïsoleerde heuvel (Cerro de Monchique) bekend die uit foyaiet bestaat. Het gesteente verschilt in structuur en samenstelling niet of nauwelijks van de foyaiet die als zwerfsteen uit het Oslogebied te vinden is.

 

 


 

 

Deze naam suggereert onbedoeld een nefeliensyeniet met een trachietische samenstelling, hetgeen onjuist is. Bedoeld wordt eigenlijk een nefeliensyeniet met een trachietische structuur (ik laat gemakshalve het verwarrende onderscheid tussen structuur en textuur achterwege). De naam zou correct zijn als duiding voor het typische uiterlijk van foyaiet. Het is dus beter en duidelijker ook om deze nefeliensyeniet in het vervolg gewoon foyaiet te (blijven) noemen.



Micograniet van Dalarne

 

 

 

Is eveneens een gidsgesteente, dus aan de naam verandert in dit geval niets. Uit het feit dat dit gesteente onder de naam 'micrograniet' wordt opgevoerd, mag afgeleid worden dat er met de naam iets bijzonders aan de hand is. Echter, microgranieten, zoals door Zandstra beschreven, zijn niet anders dan wat in de zwerfsteenkunde granietporfier genoemd wordt. Hoewel deze laatste aanduiding verouderd is, is op granietporfier niets tegen en met micrograniet al helemaal niet. Maar wees wel consequent. Wat wil het geval?
 

 

 Micrograniet - Emmerschans Finsegranietporfier 2 - Groningen

Rapakivi micrograniet - Zwerfsteen van Groningen.

Microgranieten zijn granieten met een zeer fijne korreling. Deze gesteentetypen worden in oudere literatuur en nog ook door veel zwerfsteenverzamelaars 'aplietgraniet' genoemd. Aplieten zijn echter fijnkorrelige veldspaat/kwartsgesteenten, vrijwel zonder plagioklaas en donkere mineralen. Het gesteente op de foto bestaat uit normale granitische bestanddelen: kaliveldspaat, plagioklaas, kwarts en biotiet. Dergelijke 'aplietgranieten' noemt men tegenwoordig micrograniet.

 

Porfierische micrograniet (Finse granietporfier) - Zwerfsteen van Groningen.

Granietporfieren komen onder zwerfstenen veel voor. Ze zijn vooral bekend onder namen als finse granietporfier en aland granietporfier.

Granietporfier is een echter een verouderde naam. Het zijn microgranieten (grondmassa) met als 'sucadebrokjes' een wisselend aantal grotere eerstelingkristallen van veldspaat en kwarts, die in de grondmassa lijken te zweven.

De zwerfsteen op de foto is een porfier en gezien de structuur is het een 'porfierische micrograniet'. Als gidsgesteente verdient het echter aanbeveling om de naam 'finse granietporfier' te handhaven.  

 


 

 

Afhankelijk van het ontstaansmilieu kennen en gebruiken wij bij magmatische gesteenten verschillende namen. Nemen we graniet als voorbeeld: dit is een zgn. dieptegesteente. Bij vulkanische activiteiten wordt granietmagma dikwijls via scheuren en spleten in de bovenliggende aardkorst ingeperst, waar het vervolgens kristalliseert. Door de relatief snelle afkoeling ontstaat in veel gevallen een gesteente met twee kristalgeneraties: ten eerste een grondmassa met kleine kristallen die nog net met het blote oog zijn te onderscheiden, met daarnaast een tweede generatie grotere tot zelfs zeer grote kristallen (eerstelingen) van veldspaat, kwarts en andere mineralen. Deze grote kristallen lijken in de grondmassa te 'zweven'. Deze variant noemen we granietporfier.

 

 

Soms bevatten ganggesteenten van graniet geen eerstelingen. Wat we dan voor hebben liggen, is een bijzonder fijnkorrelig granietisch gesteente. Dergelijke niet-porfierische zwerfstenen kunnen moeilijk granietporfier genoemd worden; door het ontbreken van grotere eerstelingkristallen ze zijn immers niet porfierisch. Dergelijke zwerfsteentypen worden door verzamelaars vaak 'aplietgraniet' genoemd, maar met apliet hebben deze gesteenten niets van doen. In de petrologie gebruikt men voor dit type gesteenten de aanduiding micrograniet. Bevat het gesteente daarnaast ook eerstelingkristallen, dan schrijven we porfierische micrograniet. Het bekende gidsgesteente Finse granietporfier is zo bekeken dus een porfierisch micrograniet. Bovengenoemde Micrograniet van Dalarne is dus een gewone granietporfier, maar vanwege zijn status als gidsgesteente blijft deze in wezen inconsequente naam gehandhaafd.
 

 

 

 Microdioriet - Emmerschans Porfirische microdioriet - Nijbeets

Microdioriet - Zwerfsteen van Emmerschans (Dr.).

Naast graniet zijn er van dieptegesteenten als dioriet, syeniet en gabbro ook fijnkorrelige varianten bekend. Het is echter niet wenselijk deze 'diorietapliet', 'syenietapliet' en 'gabbroapliet' te noemen. Namen als microdioriet, microsyeniet enz. zijn eenduidiger en correcter.

 

Porfierische microdioriet - Zwerfsteen van Nijbeets (Fr.).

Bevatten microdiorieten eerstelingen van plagioklaas en/of hoornblende, dan wordt de naam voorafgegaan door 'porfierische', eventueel aangevuld met de naam van het soort eerstelingen. Dit geldt ook voor gesteenten als syeniet en gabbro.

 

 

 


Hoe zit het met de andere ganggesteenten?

 

 

 

Nog vreemder en ook onlogischer dan bij granietporfier is de naamgeving bij syenietische vulkanieten. Het ganggesteente van syeniet noemen we syenietporfier. En het uitvloeiingsgesteente? Ook syenietporfier! Bij granietporfier maken we in de zwerfsteenliteratuur wel onderscheid tussen gang- en uitvloeiingsgesteente. We noemen deze respectievelijk granietporfier en kwartsporfier. Waarom is dit bij syenieten dan anders?
 


Oorspronkelijk noemde Rosenbusch geologisch oudere uitvloeiingsgesteenten van syeniet 'orthophyr'. In het Nederlands zou dit orthofier luiden. De recente en Tertiaire vormen van dit gesteente staan bekend als trachiet. Orthofier verdween echter al snel uit de boeken en maakte plaats voor....syenietporfier. Zowel het gang- als het uitvloeiingsgesteente duidt men aan als syenietporfier. Vreemd toch?
 

 

 

 Syenietporfier - Bulbjerg Dk  Nordmarkietporfier - WerpelohDld

Syenietporfier (Nordmarkietporfier) - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.).

In de zwerfsteengeologie wordt bij het benoemen van syenieten geen onderscheid gemaakt tussen uitvloeiingsgesteenten en ganggesteenten. Beide vormen noemt men syenietporfier. Oorspronkelijk was dit anders, men noemde syenietische lavagesteenten 'orthofier' en de ganggesteenten 'syenietporfier'. Orthofier raakte in onbruik en werd vervangen door syenietporfier.

 

Syenietporfier, ignimbritisch type - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.) 

De vage vlekken in het gesteente zijn gesteentefragmenten die bij zeer heftige vulkanische uitbarstingen samen met het overige uitgestoten vulkanisch materiaal uit gloedwolken (pyroklastische stromen) werd afgezet. Het in eerste instantie losse materiaal sinterde door de hoge temperatuur aaneen tot een keihard gesteente (= ignimbriet).

Micronordmarkiet detail - Werpeloh Porf. micronordmarkiet - Werpeloh

Microsyeniet - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.)

Microsyeniet is net als micrograniet een zeer fijnkorrelig gesteente zonder kwarts en doorgaans zonder of met zeer weinig veldspaateerstelingen. Eerder noemde men deze syeniettypen wel 'syenietapliet', maar dit is geen correcte naam.

 

Porfierische microsyeniet - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.).

Het porfierische karakter maakt dat dit gesteente door de aanwezigheid van talloze grijsachtige veldspaateerstelingen een porfierische microsyeniet genoemd mag worden. Als gidsgesteente uit het Oslogebied in Zuid-Noorwegen is dit gesteente ook bekend als Nordmarkietporfier.

 


 

 

 

Om kort te gaan, bij gesteenten als dioriet en gabbro is het evenmin duidelijk en consequent. Bij gabbro kennen we het ganggesteente diabaas indien er sprake is van een ofytische structuur. We noemen hetzelfde gesteente doleriet indien het fijnkorrelig van aard is. Deze namen gelden voor een paar landen, waaronder Nederland. Elders worden beide gesteentenamen precies andersom gebruikt.

 

 

 

Als het geen gidsgesteente betreft, verdient het aanbeveling om bij het benoemen van zwerfsteentypen van ganggesteenten uit te gaan van het neutrale micrograniet, microsyeniet, microdioriet en microgabbro enz. Bezitten deze gesteenten, zoals vaak, een porfierisch karakter dan noemen we deze porfieriche micrograniet, porfierische microsyeniet enz. De aanduiding diabaas en doleriet vormen hierop een uitzondering. Afhankelijk van de tekening blijven deze namen gehandhaafd.
 



Verouderde namen

 



Melafier-amandelsteen
 

 


Zo luidt de naam voor oude basaltgesteenten met opgevulde gasbellen. Deze basalten zijn door omzetting van ijzerhoudende mineralen niet zwart of grijs, maar vaak roodachtig bruin van kleur. De typelocaliteit van melafier-amandelsteen is het Duitse Nahegebied, waar dergelijke basalten van Permische ouderdom voorkomen. Melafier-amandelsteen is tevens het moedergesteente van de bekende agaten en kwarts/amethistgeoden.
 

 


We kennen ook het begrip melafier. Dit zijn in tegenstelling tot de vorige ook oude omgezette basalten, maar ze zijn dicht, dus zonder opgevulde gasblazen. In het Oostzeegebied komen ook melafieren en melafier-amandelstenen voor. Als zwerfsteen zijn ze niet erg zeldzaam. Zoals van lava's te verwachten is, is het uiterlijk van deze roodbruine tot zwartbruine zwerfstenen erg wisselend. De oorspronkelijke gasbellen zijn opgevuld met witte calciet, kwarts of met chalcedoon.

 

 

Melafier-amandelstenen komen als zwerfsteen ook voor als zgn. groenstenen. De somber gekleurde, groene tot groenzwarte gesteenten danken kun kleuren aan secundair gevormde chlorietproducten. In al deze gevallen hebben we te maken met gesteenten die oorspronkelijk als basalt zijn uitgevloeid.
 

 

 

 Melafier - Nahe Idar  Amygdalodale paleobasalt - Bogebjerglund Fnen

Melafier-amandelsteen - Idar-Oberstein, Nahe (Dld.).

De naam van dit bekende gesteenten uit het Nahe-gebied in Duitsland zal wel nooit meer veranderen. Daarvoor is het te veel ingeburgerd. Op zich hoeft het gebruik van verouderde gesteentenamen geen probleem te vormen, zolang iedereen weet welk gesteente ermee bedoeld is, maar wenselijk is dit niet.

 

Amygdaloïdale paleobasalt - Bogebjerglund, Fünen (Dk.).

Vulkanische gesteenten met gasblazen die door secundaire mineralen zijn opgevuld noemt men in de petrologie 'amygdaloïdaal'.  

 Amygdalodale paleobasalt - Neuenkirchen  Rhombenporfier-amandelsteen amygdalodaal - Torup-strand Jammerbocht Denemarken

Amygdaloïdale paleobasalt - Zwerfsteen van Neuenkirchen (Dld.).

De ronde vlekjes in het gesteente zijn opgevulde gasblazen.

 

Amygdaloïdale rhombenporfier - Zwerfsteen van Torupstrand, Dk.

In de zwerfsteengeologie wordt voor deze rhombenporfiertypen wel de naam 'rhombenporfier-amandelsteen' gehanteerd.

 


 

 

De uit Scandinavië afkomstige basaltzwerfstenen kunnen we in twee groepen verdelen. Die uit Skane in Zuid-Zweden dateren uit het Krijt en de Jura-periode. Ze zijn vrijwel onveranderd gebleven en staan bij zwerfsteenverzamelaars bekend als 'Schonenbasalt'. De melafieren en melafier-amandelstenen uit het Oostzeegebied daarentegen zijn van Precambrische ouderdom. Dit zijn dus oudere (=paleo) basalten. Recente, Tertiaire en Jong-Mesozoïsche basalten met nog open gasholten noemt men in de petrologie vesiculaire basalt. Die uit het Paleozoïcum en het Precambrium noemt men paleobasalt als deze dicht zijn en amygdaloïdale paleobasalt als deze opgevulde gasblazen bezitten.


 

 

Schonenbasalt

 

 

Dit zeer bekende zwerfsteentype wordt algemeen zo genoemd, hoewel er een aantal verschillende typen te onderscheiden zijn. We zien in de zwerfsteenliteratuur en publicaties wel eens namen voorbij komen als limburgiet, ankaramiet, tefriet e.d. Hoewel het aantrtekkelijk lijkt om zwerfstenen van basalt of archeologische vondsten van maalsteenfragmenten een specifieke naam te geven, zijn dergelijke determinaties van nul en generlei waarde. Basaltgesteenten zijn alleen door microscopisch onderzoek te benoemen. Wel is het mogelijk om op basis van structuur een zwerfsteenbasalt van een toevoeging te voorzien. Augietbasalt, hoornblendebasalt en olivijnbasalt zijn hiervan goede voorbeelden. Ook de aanwezigheid van grote eerstelingkristallen van plagioklaas kan reden zijn om de steen een plagioklaasporfierische (paleo)basalt te noemen.


 

 

 Nefelienbasalt - Neuenkirchen  Ankaramiet - Klutzhoved Oostzee

Nefelienbasalt - Zwerfsteen van Neuenkirchen (Dld.)

Op basis van hun mineralogische samenstelling onderscheidt men verschillende soorten basalt. Zwerfsteenliefhebbers hebben hier weinig aan, want met loep en/of binoculair is dit niet te bepalen. Zij kunnen basalten onderscheiden aan de hand van structuur of het benoemen van één van de aanwezige eerstelingsoorten, bijv. olivijnbasalt, nefelienbasalt of porfirische dan wel plagioklaasporfirische basalt.

 

Schonenbasalt (ankaramiet) - Zwerfsteen van Klutzhöved (Dld.).

Ankaramiet is een typische pyroxeen/olivijnbasalt. De olivijn vormt duidelijke eerstelingen in het gesteente. Echter, zonder slijpplaatjesonderzoek is herkenning van bovenstaand type basalt niet mogelijk.

 Porfirische Oslobasalt  gidsgesteente - Voera Sandefjord Oslo  Vesiculaire basalt - Santa Cruz La Palma Can. Eilanden

Plagioklaasporfierische Oslobasalt - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.).

Opvallende eerstelingen zoals de plagioklazen in het gesteente hierboven komen in de naamgeving van deze basaltzwerfsteen tot uitdrukking.

 

Vesiculaire basalt - Santa Cruz, La Palma (Spanje).

Een typisch voorbeeld van een sterk vesiculaire basalt, veroorzaakt door het expanderen van gas dat uit de lava vrij kwam. Zwerfstenen van vesiculaire vulkaniet zijn als zwerfsteen uitermate zeldzaam. Als basalt zijn dergelijke vondsten vrijwel uitgesloten. Wel is het mogelijk rhombenporfieren te vinden met een vesiculaire structuur. 

De bij archeologen bekende 'tefriet', waarvan men in het verleden op grote schaal handmolens heeft gemaakt, kan door hen zonder microscopisch onderzoek niet anders dan 'vesiculaire basalt' genoemd worden. 

 

 


In de archeologie gebruikt men heel vaak de uitdrukking tefriet voor een poreus type, vesiculaire basalt waar men tot in de middeleeuwen handgraanmolens van fabriceerde. Dit type basalt werd en wordt nog steeds bij Niedermendig in de Duitse vulkanische Eifel gewonnen. Hoewel het basaltgesteente daar inderdaad een tefrietische samenstelling heeft, wil het volstrekt niet zeggen dat een opgegraven fragment van een maalsteen ook inderdaad tefriet is. Deze naam suggereert een wetenschap die in feite nergens op is gebaseerd en zou derhalve niet gebruikt mogen worden. Zonder microscopisch onderzoek zou het gesteente vesiculaire basalt genoemd moeten worden, met als vermoedelijke herkomst Niedermendig in zuidelijke Eifel.

 

 

 

Diabaasporfiriet

 

In Oostbaltische zwerfsteengezelschappen komen dikwijls dichte, groenzwarte of meer bruinzwart gekleurde basische vulkanieten voor met opvallend grote, witverweerde eerstelingkristallen van plagioklaas. In oudere drukken van het Keienboek van P. van der Lijn staan deze zwerfsteentypen bekend als diabaasporfieriet. Zo noemen de meeste zwerfsteenverzamelaars dit type zwerfsteen nog steeds. Helaas zijn veel van deze diabaasporfierieten geen diabaas in die zin dat deze geen korrelige of hakerige (=ofytische) structuur bezitten. De 'diabaasporfieriet' uit het Keienboek is daarom een normale Precambrische (plagioklaas)porfierische paleobasalt.
 

 

 

 Porfirische paleobasalt - Groningen Oeralietporfiriet - Hoge Veld Norg

Porfirische paleobasalt ('diabaasporfieriet') - Zwerfsteen van Groningen.

Zwerfsteentypen als deze werden en worden 'diabaasporfieriet' genoemd. Het zijn echter geen diabazen in de zin zoals wij die kennen, maar zeer oude basalten. De groenzwarte vlekken in het gesteente bestaan uit chloriet. De geelwitte vlekken zijn van plagioklaas.

 

Porfierische paleobasalt (oeralietporfieriet) - Zwerfsteen van het Hoge Veld, Norg (Dr.).

De zwartgroene pitten in het gesteente zijn in oeraliet omgezette augieten. Ze verlenen het gesteente een porfierisch karakter. De witte spikkeltjes zijn van plagioklaas. 

 

 

 

….porfiriet

 

De stippeltjes staan voor plagioklaas, hoornblende, augiet en oeraliet. In alle gevallen zijn het porfierische gesteenten met een gabbroïd/basaltische, diorietische of granodiorietische samenstelling. Porfieriet is een in onbruik geraakte naam, hoewel deze toch nog vrij veel in publicaties wordt gebruikt.
 

 

 

 Venjanporfier type Gruvasen - Gaarkeuken Oeralietporfier  -  Appelscha

Venjanporfieriet, type gruvasen) - Zwerfsteen van Gaarkeuken (Gr.).

Venjanporfieriet is een kwartsvrij vulkanisch gesteente. Bovenstaand type bevat in een roserode grondmassa zeer talrijke witte hoekige plagioklaaseerstelingen, vergezeld van een geringer aantal kaliveldspaten. Deze laatste vallen door hun roodachtige kleur niet op.

Op basis van de samenstelling is venjanporfiriet geen porfiriet, maar een daciet. Dit is het uitvloeiingsgesteente van granodioriet. Vanwege zijn hoge geologische ouderdom is venjanporfiriet dus een porfierische paleodaciet. 

Oeralietporfieriet - Zwerfsteen van Appelscha (Fr.).

Oeralietporfierieten zijn porfierische paleobasalten, waarvan de oorspronkelijke zwarte augieten zijn omgezet in een zwartgroene, sterk vezelige amfiboolsoort (oeraliet). Met de loep is dat echter niet uit te maken. Zwerfsteenliefhebbers zijn gewend om dergelijke porfierische zwerfstenen 'oeralietporfieriet' te noemen, hoewel dat met de loep niet 'hard' te maken is.

 

 


Rosenbusch duidde oudere andesietische gesteenten aan als porfieriet. Andesiet is het uitvloeiingsgesteente van dioriet. Echte andesieten zijn onder noordelijke zwerfstenen niet bekend, porfierieten in de betekenis van Rosenbusch daarentegen wel. Zwerfstenen die plagioklaasporfieriet, oeralietporfieriet, augietporfiet genoemd worden, zijn vanwege hun basische, gabbroïde samenstelling echter geen porfierieten. Aangezien het ook geen goede gidsgesteenten zijn, zijn namen als plagioklaasporfier, oeralietporfier e.d. neutraler en juister. In veel gevallen mag ook gesproken worden van plagioklaasporfierische, augietporfierische paleobasalt e.d. Dit is echter een persoonlijke keus.

 

 

 

Tenslotte

 

 

Het is op zijn minst het overwegen waard om de naamgeving van zwerfstenen onder de loep te nemen en waar nodig en zinvol naar een moderner plan te tillen. Alleen hierdoor blijft de zwerfsteenliefhebberij aansluiting vinden bij de petrologie. Ook voor aspirant zwerfsteenverzamelaars zou dit verhelderend werken. In dit verband lijkt het wenselijk om in publicaties de moderne naam te gebruiken met daarachter tussen haakjes de verouderde naam. Verder zou het opstellen van een thesaurus en de publicatie daarvan een goed initiatief zijn.

 

Terug

 

 

 
 
 
 
 
 
© 2010-heden Kijkeensomlaag.nl
Flag Counter