Vergeleken met veel dieren zijn mensen betrekkelijk hulpeloos. We bezitten van nature weinig verdedigingsmogelijkheden en snel zijn we evenmin. In de vroege ontwikkelingsgeschiedenis van de mens werden deze 'gebreken' gecompenseerd door in groepsverband op te treden en onderling samen te werken. Ondanks bepaalde tekortkomingen is het besef van heden en verleden, het vermogen om op gebeurtenissen te anticiperen samen met nog enkele andere eigenschappen is de mens een volstrekt unieke soort in de wereld van zoogdieren.

 

 

Om zich in leven te houden waren werktuigen onmisbaar. Men gebruikte

deze bij de jacht op zoek naar voedsel, om zich te kleden, bij het

maken van een onderdak en niet onbelangrijk, om vijanden van het lijf

te houden.

 

 

Vuursteen speelde in de ontwikkelingsgeschiedenis van de mens een

zeer belangrijke rol. Ondervinding had geleerd dat dit gesteente

kwaliteiten bezat waardoor het ver uit stak boven andere gesteenten als

kwartsiet, verkiezelde kalksteen e.d. Vuursteen is homogeen en is zeer

fijnkorrelig tot glasachtige dicht. Bovendien is het hard en tegelijk

enigszins bros waardoor het goed te bewerken is.

 

Door de dichte structuur bezitten afslagen van vuursteen scherpe snijvlakken,

waarmee allerlei werkzaamheden verricht kunnen worden. Vuursteen was dus

uitermate geschikt om gereedschappen en wapens van te maken. Men noemt

het gesteente daarom wel het 'staal van de prehistorie'.

 

 

Vuursteen is in ons land in ruime mate voorhanden. In Zuid-Limburg bedreef

men in de prehistorie mijnbouw om uit de witte krijtafzettingen verse

vuursteenknollen te winnen. In de noordelijke helft van ons land komt

vuursteen alleen als zwerfsteen voor. Het is daar een van de meest gevonden

zwerfsteensoorten. 

 

 

Veldkeien_met_vuursteen Vuursteenknol_1 Vuursteen

Vuursteen is op veel plaatsen in Drenthe bijzonder veel te vinden.

Vuursteenknol uit de keileem bij Drachten. Onverweerde vuursteen is vaak donker van kleur.

Geelbruin stuk vuursteen, gevonden op de heide bij Norg.

 

 


Het verzamelen van zwerfstenen is dus niet iets van de laatste tijd,

al verschilt het doel wel aanzienlijk. Tienduizenden jaren geleden

trokken in Drenthe kleine groepjes mensen door het landschap.

In eerste instantie waren dit Neanderthalers. Voor hun levens-

onderhoud waren ze vooral op de jacht aangewezen. Om de

jachtbuit te kunnen slachten en te verdelen had men gereedschap

nodig. Aangezien het onhandig was om voortdurend met zware stenen

te moeten rondsjouwen, werden die ter plaatse gemaakt van

stenen die men in de omgeving opraapte. We kunnen er van uit

gaan dat men tijdens het verblijf hier in de omgeving op zoek ging

naar geschikte steensoorten om werktuigen van te maken.

 

 

Al eerder, maar de laatste jaren in toenemende mate, zijn op een

aantal plaatsen in Drenthe werktuigen en/of afslagen van werktuigen uit het

Midden-Paleolithicum gevonden die men toeschrijft aan Neanderthalers.

De meeste zijn van vuursteen vervaardigd, maar de Neanderthalermens

gebruikte in voorkomende gevallen ook andere steensoorten. Dit blijkt uit

vondsten van vuistbijlen van helleflint en talloze afslagen van dit

gesteente. Helleflint is een bikkelhard, splinterig brekend gesteente met

scherpe randen. Het is van oorsprong een vulkanisch gesteente dat door

metamorfose veranderingen heeft ondergaan. Met een vuistbijl van helleflint was men blijkbaar zeer wel in staat om de

jachtbuit te slachten.
 

 

 

 

Neanderthaler Vuistbijl_helleflint Vuistbijl_AmbtDelden

De Neanderthaler verschilde weinig van de huidige mens

Vuistbijl van Ootmarsum (Ov.) gemaakt van helleflint.

Foto: Toonbeeld - Stiens, Frans de Vries

Vuistbijl van vuursteen gevonden bij Ambt Delden in Overijssel.

Foto: Toonbeeld - Stiens, Frans de Vries

 

 

 

Verdieping
 

Rijkdom aan vuursteen

 

Grote delen van Pleistoceen Nederland zijn rijk aan vuursteen. Zowel

zuidelijke rivieren als het Scandinavische landijs hebben in het Pleistoceen

enorme hoeveelheden van dit harde kiezelgesteente getransporteerd

en op verschillende plaatsen in de bodem achter gelaten. In Zuid- en

Midden-Nederland zijn de vuurstenen vooral van zuidelijke herkomst.

Ze zijn door rivieren als de Maas en in mindere mate door de Rijn

als rolsteen en ingevroren in grondijs noordwaarts getransporteerd.

 

 

Noord-Nederland is rijk aan Scandinavisch vuursteen. In de

voorlaatste ijstijd (Saalien) is door het landijs in het zuidelijke

Oostzeegebied en in Denemarken bijzonder veel krijtgesteente geërodeerd

met daarin vuursteenknollen. Miljoenen vuurstenen gingen zo op transport. Na het wegsmelten van het landijs bleven vuurstenen en fragmenten ervan in het landschap achter. Het zachte krijtgesteente

was onderweg naar ons land al meest verdwenen, de rest loste na de

ijstijd in de bodem op. Alleen de onverwoestbare vuursteen bleef over.

 

 

Rol- en zwerfstenen van vuursteen waren in de prehistorie in ons land

het bronmateriaal waarvan men werktuigen (artefacten) maakte. In eerste

instantie waren deze nog primitief vormgegeven. Pas na een ontwikkeling

van vele tienduizenden jaren leerde men ingewikkelder technieken hanteren

om vuursteen te bewerken. Op basis van deze bewerkingstechnieken

verdeelt men de Oude Steentijd wel in drie afzonderlijke perioden, die men 

het Oud-, Midden- en Jong-Paleolithicum noemt.

 

 

 

Chopper_2 Klopsteen_Neanderthaler_laat_Mousterien_Dordogne Pijlpunt_Hamburger_cultuur

De meeste eenvoudige steenbewerking is die van zgn. chopping tools. Men kreeg in de Oude Steentijd een snijvlak door van de steen een paar stukken af te slaan.

Een klopsteen van vuursteen uit de Neanderthalertijd. De randen van deze vuursteen zijn sterk geblutst door het slaan tegen andere vuurstenen bij het maken van werktuigen.

Karakteristieke vuurstenen pijlpunt (Hamburg-traditie) uit de periode dat in ons land rendierjagers bivakkeerden. Aan het einde van de laatste ijstijd was ons land een steppe-toendra waarop kudden rendieren graasden.

 


 

 

Heel bijzonder is dat men een  aantal jaren terug in een zandgroeve

tussen Rhenen en Veenendaal een flink aantal zeer oude vuurstenen

werktuigen heeft gevonden. In de afzettingen vond men zgn.

Levallois-afslagen, dito klingen en ook vuistbijlen. De werktuigen dateren

uit het Midden-Paleolithicum en zijn zo’n 200.000 jaar oud. Ze stammen

dus uit de tijd toen de Utrechtse Heuvelrug nog niet bestond.

 

In Zuid-Limburg in de buurt van Maastricht heeft men vuurstenen

werktuigen gevonden die nog ouder waren dan die bij

Rhenen (250.000 jaar). Niet alleen bewijzen ze dat er in die tijd, toen ons land er

volstrekt anders moet hebben uitgezien, al mensachtigen rond liepen,

ze wisten toen ook al kwalitatief goede steensoorten te selecteren en

te bewerken.

 

 

 

Groeve_Belvedere

Opgraving in de groeve Belvedere bij Maastricht.

 

 

 

   

Vuistbijl_uit_Rhenen

Vuistbijl uit de groeve Kwinteloyen bij Rhenen

            

                                                                                

 
Op talrijke plaatsen in Europa ontstonden in de prehistorie

vuursteenindustrieën, plaatsen waar vuursteenknollen werden gedolven,

bewerkt en verhandeld. De bekendste plaats is wel de omgeving van

Grand Pressigny in het Loiregebied in Midden-Frankrijk. Men vond daar

een overvloed aan kwalitatief goede vuursteen, die zich bijzonder goed

leende voor het maken van werktuigen en halffabricaten.

 

 

In ons land is vooral de omgeving van Rijckholt en Valkenburg aan de

Geul in Zuid-Limburg bekend. Daar ontwikkelde zich in het Neolithicum

een belangrijke mijnbouwindustrie, waarbij via schachten en gangen

vuursteenknollen uit het zachte krijtgesteente gehakt werden. De

vuursteenknollen werden vervolgens in bovengrondse werkplaatsen tot

half- en/of eindproducten verwerkt.
 

 

 

Vuursteenmijnen Vuursteenmijnen_2 Vuursteenmijnen_3 Vuursteenmijnen_4

Locatie van de neolietische vuursteenmijnen bij Rijckholt in Zuid-Limburg

Maquette van de vuursteenmijn bij Ryckholt met schachten om mensen in de mijn te laten afdalen en vuursteenknollen omhoog te hijsen.

Op het vuursteenniveau, enige meters onder de oppervlakte, hakte men in horizontale richting smalle mijngangen in het krijtgesteente om bij vuursteenknollen te komen.

Met deze vuurstenen hakken, gemonteerd aan houten stelen hakte men de vuursteenknollen uit het krijtgesteente.

 

 



Het maken van vuurstenen werktuigen vereiste materiaalkennis

en een goede beheersing van de bewerkingstechniek. Om deze

technieken onder de knie te krijgen was ongetwijfeld een leerperiode

vereist. Kinderen zullen er op jonge leeftijd al mee zijn begonnen.

Hoewel we het nooit precies zullen weten, mag verondersteld worden

dat een aantal van de in ons land gevonden vuurstenen werktuigen

producten zijn van dit leerproces.

 

 

Ondervinding leerde de prehistorische mens dat vers gedolven vuursteen

beter te bewerken is dan losse vuurstenen die vele duizenden jaren

achtereen aan weer en wind hebben blootgestaan. Behalve het geringere

formaat van deze aan de oppervlakte gevonden vuurstenen is de kans op

breuk bij het bewerken ervan vrij groot. Verse vuursteenknollen hebben

die tekortkomingen niet of nauwelijks. Deze knollen bevatten nog veel

poriewater, waardoor ze beter te bewerken zijn. De aanwezigheid van onzichtbare (vorst)

breuken is eveneens minimaal.
 

 

 

Vuursteen_onverweerd Verweerde_vuursteen

Onverweerde grijszwarte vuursteen met witte cortex - Zwerfsteen uit de keileem van Haren (Gr.).

Verweerde, zwaar gepatineerde en gewindlakte vuursteen met vorstbarsten - Zwerfsteen van Lieveren (Dr.).

 

 


Prehistorische vuursteenbewerkers zullen zich vaak gespecialiseerd

hebben in het maken van bepaalde soorten werktuigen. Dit is inherent

aan vrijwel ieder ambacht. De vuursteenknollen werden afhankelijk van

het doel geselecteerd en volgens met een bepaalde techniek voorbewerkt.

Van deze voorbewerkte stukken werden naar behoefte spanen (klingen)

afgeslagen die vervolgens door verdere bewerkingen tot verschillende

werktuigen werden gevormd. Men vervaardigde zo een scala aan

gereedschappen of onderdelen daarvan zoals klingen, stekers, spitsen,

schrabbers, pijlpunten, bijlen, dolken, sikkels, enz.

 

 

Het maken van verfijnde werktuigen van vuursteen was mogelijk

door de bijzondere eigenschappen van het gesteente, waardoor het

aanbrengen van een fijne retouche mogelijk was. Van het werktuig

in wording kon men op gewenste plaatsen zorgvuldig reeksen

kleine splinters vuursteen afsplijten. Niet alleen kon men zo heel

nauwkeurig de juiste vorm en formaat van het werktuig bepalen,

retoucheren had ook tot doel om het snijdend vermogen te vergroten.

 

 

Om dit ambacht te kunnen uitoefenen had men de beschikking over

een aantal vrij eenvoudige werktuigen. Amateur-archeologen hebben

zich deze bewerkingstechnieken door veel te experimenteren eigen

gemaakt. De resultaten van hun werk zijn soms verbluffend.

Terug

 

 

 

© 2010-heden Kijkeensomlaag.nl
Flag Counter