Tijdens een groot deel van de prehistorie was onbekendheid met metaal reden waarom men bepaalde gesteentesoorten gebruikte om werktuigen en wapens van te maken. Met de ontdekking van brons en later ijzer was het gebruik van steensoorten zeker niet voorbij. Vanaf de Romeinse tijd gebruikte men keien nog voor tal van andere toepassingen. Meestal waren deze van praktische betekenis. Tegenwoordig worden zwerfstenen - vooral de grotere - vaak gebruikt als straatmeubilair of men gebruikt ze als een opvallend sierelement in de openbare ruimte. Ook in de beeldende kunst neemt het gebruik van zwerfstenen de laatste jaren toe.
Scharnier- en grendelstenen
Tijdens de Romeinse overheersing van ons land was het gebruik
van scharnierstenen al bekend. Men gebruikte daar zwerfstenen voor.
Zware houten deuren liet men aan de scharnierkant op een platte
steen met daarin een ondiepe uitholling draaien. Aan de onderkant
van de deur bevestigde men een ijzeren of houten pen die in de
uitholling van de steen draaide. Zo waren de zware houten deuren
betrekkelijk makkelijk open en dicht te doen.
Scharnierstenen waren in de Middeleeuwen op boerderijen in
Noord-Nederland algemeen in gebruik. Men liet bij voorkeur de
zware schuurdeuren op dergelijke stenen scharnierpunten draaien. In
principe was iedere steen met een platte kant daarvoor geschikt,
mits de grootte voldeed.
![]() |
![]() |
Scharnier- of dorpelsteen - IJstijdenmuseum Buitenpost |
Grendelsteen - IJstijdenmuseum Buitenpost |
Om de schuurdeuren af te kunnen sluiten paste men vaak een metalen
grendel toe waarvan het ondereind na het sluiten van de deuren in een
passend gat zakte. Daartoe had men in een grote zwerfkei een gat geboord.
Van zowel scharnier- als grendelstenen zijn in Noord-Nederland voorbeelden
gevonden.
Markeringsstenen
Grote zwerfstenen waren ook nuttig als markeringssteen. Ongetwijfeld
vaak gezien gezien maar niet als zodanig opgemerkt zijn de keien die
vooral in staatsbossen op de hoeken van paden en bospercelen geplaatst
zijn; stenen al of niet witgeverfd met een nummer erop. De keien
markeren de afzonderlijke bospercelen. Bij het beheer van het bos zijn
deze merktekens onmisbaar. Zo weten bosbouwers en bedrijven die
bomen komen kappen precies waar ze moeten zijn.
Het markeren en afbakenen van gebieden, terreinen en andere eigendommen
met zwerfstenen is een gebruik dat al duizenden jaren oud is. In veen-
gebieden zijn in het verleden meermalen onder het veen zwerfkeien te
voorschijn gekomen die een markeringsfunctie moeten hebben gehad. Ze
dateren van duizenden jaren terug, uit de tijd vóór dat het gebied te nat
werd en veengroei begon.
In grote zwerfkeien vond men een makkelijke en voor iedereen zichtbare
manier om een stuk terrein af te bakenen waarop men bepaalde rechten
kon laten gelden. Bekend is bijvoorbeeld het plaatsen van markeringsstenen
op de essen in Drenthe en Twente. Soms werden ook dorpsterritoria
met grote zwerfblokken aangegeven. In Oostermeer in Friesland zijn
daarvan nog voorbeelden terug te vinden.
In Meppen (Dr.) staat een grote zwerfkei opgesteld die vroeger op het
uitgestrekte heideveld stond opgesteld als oriëntatiepunt. Het heideveld
is in de vorige eeuw ontgonnen. De kei verloor zijn functie. Pas in 1967
is deze 'Lange Möpper', zoals de kei genoemd wordt, door particulier
initiatief op zijn huidige plaats opgesteld.
![]() |
De Zevenmarkensteen bij het dorp De Kiel in Midden-Drenthe |
In het Drentse dorp De Kiel bij Schoonoord ligt de 'zevenmarkensteen'.
Het is het 'Zevenlandenpunt' waar de territoria van zeven boermarken
bij elkaar komen: 1) Westdorp, 2) Ees, 3) Odoorn, 4) Noord-Sleen,
5) Zweeloo, 6) Westerbork en 7) Rolde. De boermarken zijn verdwenen
en de oorspronkelijke markeersteen ook. In 2004 plaatste men een nieuwe
zwerfsteen. Of deze op dezelfde plaats ligt als de oorspronkelijke kei is
niet helemaal duidelijk, maar opvallend is hij wel.
Tussen 1600 en 1900 trokken jaarlijks grote groepen Duitsers uit Nedersaksen
(Hümmling) en Westfalen naar Noord-Nederland. We zouden hen nu
gastarbeiders noemen. Ze trokken in de zomermaanden vooral naar Friesland
en Groningen om daar voor de boeren het gras te maaien. Deze
'Hollandgängers' noemde men in de volksmond ook wel 'Hannekemaaiers'
Het waren mannen die zichzelf verhuurden om in de maaimaand het
gras op de graslanden in Noord-Nederland te maaien om wat te verdienen.
![]() |
![]() |
Hannekemaaiers trokken vooral naar de Greidhoek in Friesland. |
Afscheid van de Hollandgänger uit de Hümmling op hun voettocht naar de Groninger klei. |
Deze Hannekemaaiers werden al spoedig gevolgd door ‘Kiepkerels’, die
als marskramer allerhande huisproducten en geweven stoffen aan de man
brachten. Ze waren geleidelijk ontstaan doordat de Hannekemaaiers op
hun jaarlijkse trektochten naar ‘hun’ boer voor de boerenvrouw stoffen
mee namen waar wel belangstelling voor bestond.
De route die zij van Duitsland naar Noord-Nederland liepen, markeerden
ze op bepaalde plaatsen met grote zwerfstenen, waarin een kruis gehakt
was. In de volksmond noemde men de Hannekemaaiers en Kiepkerels wel
'poepen'. Vandaar dat de markeerstenen als 'poepenkruizen' bekend staan.
In het IJstijdenmuseum in Buitenpost zijn twee heel fraaie voorbeelden van
Poepenkruizen in de expositie opgenomen.
![]() |
![]() |
Poepenkruis gemaakt in een zwerfsteen van Prickgraniet - IJstijdenmuseum Buitenpost |
Poepenkruis aangebracht op een verweerde Alandrapakivi - IJstijdenmuseum Buitenpost |
Zuurkoolflint’n
Als laatste voorbeeld van zwerfsteengebruik - maar er zijn ongetwijfeld nog
veel meer - noem ik het gebruik van een zware maar hanteerbare zwerfsteen
als drukgewicht in een Keulse pot. Nog tot na de Tweede Wereldoorlog
werden snijbonen, sperziebonen en zuurkool voor de winterpot met zout
ingemaakt. Men vulde grote bruine of grijze aardewerken potten laag voor
laag met groente en zout. Deze karakteristieke geglazuurde potten stonden
bekend als ‘Keulse potten’.
![]() |
Een verzameling Keulse potten |
Keulse pot met doek en zwerfsteen. In deze potten maakte men zuurkool, sperziebonen en snijbonen in. |
Na het vullen werd op de pot een schone doek gelegd met daarop
een houten plankje. Daarop kwam een zwerfkei te liggen om de
ingemaakte groente aan te drukken. Vervolgens werd de pot werd op
een koele plaats weggezet. Na enkele dagen kwam de groente in eigen
vocht te staan. Af en toe moest het overtollige vocht worden verwijderd
en de theedoek vervangen.
In de winter haalde men voor het middageten de benodigde hoeveelheid
groente uit de pot. Na het afspoelen werd deze gekookt. Vooral snijbonen
en zuurkool waren typische wintergroenten uit de Keulse pot. De snijbonen
werden meestal in combinatie met witte bonen en uitgesmolten rundvet
als stamppot gegeten.
De inmaakkeien stonden op het platteland van Groningen en Drenthe
bekend als 'zuurkoolflint'n'.