Je hebt zwerfsteensoorten waar je van hoopt dat die ooit nog eens je pad kruisen. Eclogiet is zo'n gesteente. Zwerfstenen van eclogiet zijn uiterst zeldzaam. Het aantal vondsten tel je op de vingers van twee handen. Eclogiet is een gesteente waar een interessant verhaal achter schuil gaat. Het is niet alleen het zwaarste gesteente op aarde, zijn ontstaanswijze is heel extreem.
Hoe ziet eclogiet er uit?
Sommige gesteenten zijn makkelijk te omschrijven. Eclogiet schaart
zich daaronder. Kort gezegd is het een gesteente in de kleuren
groen en rood, weliswaar wisselend groen en ook wisselend rood, maar in deze combinatie opvallend en makkelijk
herkenbaar. Eclogieten bestaat in hoofdzaak uit twee mineralen:
rode granaat en groene pyroxeen. Pyroxeen is overigens
een familienaam van een aantal ijzer- en magnesiumrijke mineralen waar het bekende zwarte
augiet er ook een van is. Augiet kom je veel tegen in
gesteenten als gabbro en diabaas.
Als zo vaak schuilen er addertjes onder het gras, in het geval van eclogiet ook. Zuivere
eclogiet met grasgroene pyroxeen en helderrode granaat is
zeldzaam. En zelfs die zijn niet helemaal meer zo ‘zuiver’ zoals het gesteente
oorspronkelijk was. Mooie voorbeelden van kleurige eclogiet vinden
we in West-Noorwegen bij Amklovdalen, noordelijk van de stad Bergen. Het zijn prachtig groen
met rode gesteenten, die vanwege de bijzondere kleurcombinatie
verwerkt worden tot siervoorwerpen en zelfs tot
sieraden. Het fraaie uiterlijk van deze Noorse kust-eclogieten is een
uitzondering. Meestal vinden we sterk omgezette en daardoor minder kleurrijke typen.
Dit is ook de categorie waar we onze zwerfstenen in onder kunnen brengen.
Wat is eclogiet?
Eclogiet is meestal een grofkorrelig gesteente dat in hoofdzaak uit
rode granaat en groene pyroxeen bestaat. De naam van het
gesteente danken we aan de mineraloog Haüy, die in 1822 een
handmonster uit het Fichtelgebergte in Duitsland zo noemde. Door
zijn belangstelling voor mineralen was hij getroffen door de
bijzondere kleurcombinatie van het gesteente.
Eclogiet is een mafisch gesteente, arm aan silica en bovendien metamorf, al zien het gesteente daar meestal
niet naar uit. Eclogiet kan net als graniet richtingloos
korrelig zijn, maar de minerale bestanddelen kunnen ook gericht
zijn zoals we dit in gneis zien. Eclogiet is zwaar, vergeleken met andere gesteenten zeer zwaar. De soortelijke massa varieert van 3,2 tot 3,6. Een handstuk van eclogiet ligt duidelijk zwaarder in de hand dan basalt, diabaas of gabbro.
Het metamorfe karakter van eclogiet ligt vooral in het feit dat
het gesteente uitsluitend op zeer grote diepte bij een sterk verhoogde temperatuur en onder
zeer hoge druk ontstaat. Hierbij moeten we denken aan diepten
in de orde van 35 tot 100 km en meer! De temperatuur bedraagt
bij de vorming minimaal 4000 C, maar ligt doorgaans een stuk
hoger (600 – 6500 C.). Eclogiet heeft een chemische samenstelling
als die van basalt en gabbro, d.w.z. de elementaire bouwstenen
zijn vrijwel gelijk, alleen verschillen de gesteenten duidelijk in hun mineralogie.
Vanwege de extreme druk bij de vorming, is plagioklaas afwezig.
Dit mineraal kan onder bovengeschetste omstandigheden niet bestaan.
Verdieping
Je kunt zeggen dat eclogiet de hogedrukvorm is van gesteenten als basalt, diabaas en gabbro.
Deze gesteenten bestaan voor een belangrijk deel uit plagioklaas en augiet. Bij een druk van
12.000 bar en meer kan plagioklaas niet blijven bestaan. Elementaire bestanddelen van
plagioklaas, waaronder natrium (albietcomponent) worden bij de vorming van eclogiet gebruikt
voor de vorming van bepaalde soorten pyroxeen, zoals jadeïet. Daarnaast worden calcium
(=anorthietcomponent) en aluminium uit de plagioklaas gebruikt voor de vorming van granaat.
Silica schiet daarbij over, vandaar dat de aanwezigheid van vrije kwarts niet ongewoon is in
eclogiet.
Hoewel de chemie van het gesteente nauwelijks verandert, doet de mineralogische
samenstelling dat wel. Het is eigenlijk een mirakel dat een donkerkleurig, saai uitziend
gesteente onder sterk verhoogde druk en temperatuur verandert in een bijzonder fraai gekleurd
rood-groen gesteente dat uit de mineralen granaat en omfaciet bestaat. Naast beide
hoofdmineralen komen in eclogiet vaak nog ondergeschikte hoeveelheden kwarts,
hoornblende, kyaniet, glaucofaan, zoïsiet en het glimmermineraal phengiet voor. In heel
zeldzame gevallen, maar die vallen geheel buiten de wereld van zwerfstenen, bevatten
eclogieten ook wel eens kleine diamanten.
Omfaciet en granaat in eclogiet hebben geen vaste samenstelling. Beide mineralen
vormen mengkristallen. Granaat vormt doorgaans bleekrose tot dieprode idiomorfe kristallen
of kristalaggregaten. Ze bestaan uit een mengsel van voornamelijk pyroop met almandien
en grossulaar. De kristallen kunnen een grootte bereiken van een centimeter of iets meer. Bij
omfaciet zien we iets vergelijkbaars. Deze grasgroen gekleurde pyroxeen is samengesteld
uit een wisselend percentage diopsiet, jadeïet en aegerien. Voor liefhebbers van zwerfstenen
die gewapend met een loep of beter nog met een binoculair stenen bestuderen is dit allemaal
van academische waarde. Met slijpplaatjesonderzoek kom je iets verder.
Eclogiet is niet met welk ander soort gesteente te verwisselen. ‘Zweedse Helsinkiet’,
hoewel ook rood met groen, lijkt er niet op. Hier komt bij dat eclogiet in de hand uitzonderlijk
zwaar aanvoelt. Zelfs bij een klein fragment is dit al makkelijk vast te stellen. De soortelijke
massa bedraagt 3,2 tot 3,6. Graniet en ook ‘Zweedse Helsinkiet’ zijn met hun soortelijke
massa van 2,6 vergeleken hiermee lichtgewichten. De mogelijkheid dat eclogiet verwisseld
worden met skarngesteente is op het eerste gezicht wel mogelijk. Deze metamorfieten kunnen
ook granaat bevatten naast groene pyroxeen. Alleen zijn eclogieten zoals gezegd als zwerfsteen uiterst zeldzaam.
De meeste eclogieten zijn op hun reis naar hogere niveaus in de aardkorst van
samenstelling en daarmee ook van uiterlijk veranderd. Met andere woorden,
eclogiet metamorfoseert onder invloed van afnemende druk en de
aanwezigheid van water heel geleidelijk naar mate het gesteente hoger in de aardkorst terecht komt.
Eigenlijk zijn zuivere eclogieten op aarde uiterst zeldzaam. Veruit de meeste zijn retrograad omgezet, ook de zwerfstenen die we van dit gesteente vinden. Vandaar dat men deze gesteenten wel retro-eklogiet noemt. Hoe dat zit leest u verderop in dit verhaal.
Waar kunnen we eclogiet vinden?
Mondiaal gezien komt eclogiet weinig voor.
Kijken we naar het herkomstgebied van onze zwerfstenen dan
is het beeld niet anders. Er zijn in Scandinavië in Noorwegen, Zweden en ook in Finland
verschillende voorkomens bekend van eclogiet, maar uit het oogpunt van een mogelijke zwerfsteenvondst veelal onbereikbaar ver. Ook dit zijn allemaal retro-eclogieten, hoe mooi het grasgroene gesteente is West-Noorwegen ook is. Als we bedenken hoe algemeen amfiboliet
en granaatamfiboliet als zwerfsteen zijn, terwijl deze ongeveer dezelfde
chemische samenstelling bezitten als eclogiet, dan begrijpen we dat
een zwerfsteen van (retro)eklogiet een bijzonder zeldzame vondst is.
Eclogieten zijn meestal gebonden aan gebergtegebieden.
Ze komen weliswaar ook voor als xenoliet (= insluitsel) in vulkanische
basalt en kimberliet, maar de betekenis daarvan is niet groot.
Eclogiet vinden we vooral in metamorfe complexen van ketengebergten.
Deze gebergten markeren oude plaatbegrenzingen.
In een omgeving van amfiboliet, gneis en granuliet vormt
eclogiet banden en lenzen, meestal van beperkte omvang. Dit is heel
fraai te zien in de omgeving van de stad Bergen in West-Noorwegen.
Op verschillende plaatsen daar komt eclogiet voor in de vorm van onregelmatige lenzen en banden in hoogmetamorfe Caledonische gneiscomplexen.
Elders in Scandinavië vinden we (retro)eclogiet in het Zweedse
Jämtland, Norbotten en ook in Finland. In Zweden zijn ze van Ordovicische en
Devonische (Caledoniden) ouderdom. De Finse voorkomens zijn veel ouder
(Precambrium) en liggen bovendien te ver noordelijk dat daar vandaan zwerfstenen
zijn te verwachten. Uit Jämtland daarentegen zijn in ons land
en ook in Duitsland wel een aantal zwerfsteenvondsten bekend. Een ervan is
zelfs in het Hondsruggebied bij Haren (Gr.) opgeraapt. Tenslotte vinden we op een
paar locaties in het Zuid-Zweedse Halland kleine voorkomens van jongere
Precambrische (retro)eclogieten. Deze ontstonden ca. 950 miljoen jaar
geleden tijdens de Sveco-Noorse gebergtevorming.
Ook elders in Europa zijn van verschillende locaties fraaie eklogieten
bekend. In het zuidoosten van Duitsland komen verspreid in het
Münchberger gneisgebied, een hoogvlakte tussen het Frankenwald en
het Fichtelgebergte, op verschillende plaatsen eclogiet voor. Vooral
die bij Weissenstein in het Fichtelgebergte zijn bij iedere stenen- en
mineralenliefhebber bekend. De eclogiet daar vormt tegelijk het grootste
aaneengesloten voorkomen van dit gesteente in Europa. De eclogiet
in het Münchberger gneismassief is van Laat-Precambrische ouderdom.
Die in het Fichtelgebergte dateert uit het Carboon.
Van veel jongere datum zijn de ca. 100 miljoen jaar oude eclogieten
in het centrale deel van het Alpengebied. Ze zijn vooral bekend van
het zuidelijke deel van de Grossvenediger in de Tauern in Oostenrijk.
Het zijn betrekkelijk kleine in de mantel gemetamorfoseerde restanten
van de oude geconsumeerde oceaanbodemplaat van de verdwenen
Tethys-oceaan, die op een bijzondere wijze terecht is gekomen in
aardkorstgesteenten. Heel bekend zijn ook de eclogietvoorkomens in
het Ötztal, ook in Oostenrijk. Bij Burgstein, Langenfeld en in de omgeving
van Sölden kunnen met gemak allerlei typen retro-eklogiet verzameld
worden. Heel fraai zijn de overgangen naar granaatamfiboliet en amfiboliet.
De eclogieten daar maken onderdeel uit van een kristallijn massief dat
weliswaar onderdeel is van het Alpengebergte, maar waarvan de
gesteenten veel ouder zijn. Deze dateren uit het Devoon.
Het zou te ver voeren om alle eclogietvoorkomens te noemen, maar
interessant is dat er eclogieten zijn van geologisch heel jonge datum.
Toen Noord-Nederland in het Laat-Plioceen bezig was onderdeel te
worden van de delta van de Eridanos ontstonden noordelijk van
Australië in oostelijk Papoea Nieuw-Guinea de allerjongste eclogietgesteenten.
Ze zijn iets meer dan vier miljoen jaar oud.
Hoe ontstaat eclogiet?
Het ontstaan van eclogiet is niet eenduidig, om niet te zeggen zeer
complex. Zeker is wel dat veel eclogieten een koppeling hebben met
plaattektonische processen. Het fraaie rood met groene gesteente
ontstaat bij zeer hoge druk en een hoge temperatuur uit o.m. basalt en gabbro, op plaatsen waar
oceaanbodemkorst langs subductiezones in de aardmantel is weggezakt.
Subductie is het proces waarbij twee aardkorstplaten met elkaar in
botsing zijn, waarbij een van de platen (de oceanische) langs
breukzones onder een andere, meestal continentale plaat het
aardbinnenste induikt en daar gerecycled wordt.
Het proces begint met de vorming van nieuwe aardkorst langs
mid-oceanische spreidingsruggen. Op die plaatsen welt continu
basaltisch magma omhoog waardoor nieuwe aardkorst gevormd
wordt. Angezien de aarde niet groter wordt, dus niet uitdijt, moet elders aardkorst
verdwijnen. Dit vindt plaats langs subductiezones. Door de hitte
van het nieuw gevormde basaltische gesteente zijn de spreidingsruggen
in de oceanen over hun volle lengte gemarkeerd door een gebergterug,
die gemiddeld 2000 m boven de oceaanbodemvlakte uitsteekt. Deze
onderzeese bergketens liggen gemiddeld zo’n 2,5 km onder zeeniveau.
Op honderden kilometers afstand van de aangroeirug zijn de gesteenten
echter zover afgekoeld dat het onderzeese gebergte geleidelijk lager
wordt en uiteindelijk over gaat in de 4 tot 5 km diepe hypabyssale
oceaanbodemvlakte. Mid-oceanische bergketens zijn louter het
gevolg van uitzetting van het nog hete basaltgesteente. Naar mate
deze gesteenten in de loop van de tijd door plaatbewegingen steeds
verder van de aangroeirug af bewegen, koelen ze af, waardoor ze
krimpen.
De jonge, hoger liggende korstgedeelten die de mid-oceanische rug
vormen drukken door hun zwaartekrachtwerking tegen oudere, verderop gelegen basalt
gesteenten aan. Deze kracht noemt men ‘ridge-push’. Samen met
de hieronder beschreven ‘slab-pull’ zijn deze krachten verantwoordelijk
voor het bewegen van de aardkorstplaten.
De basaltische oceaanbodemkorst wordt in de loop van de tijd door
afkoeling steeds dikker en is uiteindelijk dichter en zwaarder dan
het onderliggende plastisch/hete mantelgesteente. Dit veroorzaakt
instabiliteit, want zwaar drijft op licht. Dit vertaalt zich in het ontstaan
van subductiezones waarlangs de zware oceaanbodemkorst in het
aardbinnenste verdwijnt. De oceanische plaat trekt zich, vooral
geholpen door de zwaartekracht, als vanzelf de onderliggende mantel
in. De drijvende krachten achter de bewegingen
van aardkorstplaten zijn weliswaar convectiestromingen in
de onderliggende plastische mantel, maar het is met name de grotere
dichtheid van de oceanische lithosfeer waar de zwaartekracht op
aangrijpt. Het wegzakkende oceaanbodemgesteente in de
subductiezones oefent een trekkracht uit op de oceanische plaat
waar het aan vast zit. Dit noemt men ‘slab-pull’.
Naar mate de oceanische plaat dieper in de aarde verdwijnt nemen
druk en temperatuur vanzelfsprekend toe. Het gevolg is dat de minerale
bestanddelen van basalt en gabbro, die vooral uit plagioklaas en augiet
bestaan, zich ‘ongemakkelijk’ gaan voelen. De mineralen worden instabiel.
Uiteindelijk transformeren ze in meer compacte, dichtere mineralen als
granaat en omfaciet. Dit geschiedt op plaatsen waar de 400 0 C grens
overschreden wordt bij een druk van 1,2 Gbar. Basalt en gabbro
veranderen in deze zone in eclogiet. De extreme drukwaarden worden pas bereikt
als de oceanische plaat tot een diepte van minimaal 35 km in de mantel
is weggezakt. Het interessante van dit proces is dat je omgekeerd ook
kunt stellen dat de aanwezigheid van eclogiet in de aardkorst een bewijs
is dat basaltische gesteenten tot op grote diepte in de aarde kunnen
wegzakken.
Dat eclogiet op grote diepte in de aarde uit basalt en gabbro ontstaat,
is voldoende bewezen. Vreemder is dat eclogieten op talrijke plaatsen
op aarde ook in aardkorstgesteenten voorkomen. Een verklaring daarvoor
is niet makkelijk te geven en is nog steeds onderwerp van studie. Het is
namelijk niet goed voorstelbaar dat een zware wegduikende oceanische
aardkorstplaat via een omweg terugkeert naar het aardoppervlak. Toch
zijn er bewijzen dat wegduikende plaatgedeelten niet verder het
aardbinnenste inzakken of dat gedeelten ervan door geologische processen in
botsingszones weer in de aardkorst belanden, te midden van andere
metamorfe gesteenten.
Een ander gegeven is dat deze processen in geologische zin snel moeten
verlopen, anders zou het eclogietgesteente door de veranderende
omstandigheden retrograad volledig omgezet worden in blauwschist,
amfiboliet of zelfs groenschistgesteenten. Een bijkomende moeilijkheid
is dat de oorspronkelijke relatie van de eclogiet met de gesteenten in
zijn omgeving niet bewaard is gebleven. Eclogiet vormt daarin
weliswaar banden, strepen en lenzen, maar het hoe en waarom is nog
steeds met veel vraagtekens omgeven.
Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat op plaatsen waar
aardkorstplaten in subductiezones met elkaar in botsing zijn en onder
veel wrijving langs elkaar schuiven, obstakels op de zeebodem, zoals
basaltische vulkaanlichamen en delen van kleine basaltplateaus, samen
met een groot gedeelte van de sedimentbedekking van de oceaanbodem-
plaat worden afgestroopt en bij het naar beneden bewegen terecht
komen in de zogenaamde accretiewig tussen beide aardkorstplaten, waar
ze vervolgens onder zeer hoge druk metamorfoseren. De accretiewig is
de brede V-vormige zone tussen de wegduikende oceanische plaat en de
tegenoverliggende continentale aardkorstplaat. Deze zone wordt op de
zeebodem gemarkeerd door een trog.
Retrograde eclogiet
Het klinkt wellicht vreemd, maar echte eclogiet bestaat nauwelijks.
Zuivere eclogiet zoals die op tientallen kilometers diepte in de mantel
voorkomt, zijn op een paar uitzonderingen na onbekend. De meeste
eclogieten in de aardkorst, dus ook die uit Noorwegen, Zweden en Finland
zijn opnieuw gemetamorfoseerd, omdat de gesteenten zich aan verminderde
druk en temperatuur hebben aangepast. Natuurlijk, vele zijn aan hun kleur
en mineraalcombinatie direct als eclogiet te herkennen, maar toch…
Mineralen in gesteenten zijn onder bepaalde druk- en tempertuurcondities
in de aardkorst ontstaan. Zo lang de omstandigheden niet wezenlijk
veranderen, blijven deze mineralen zoals ze zijn, stabiel. Gaan druk en
temperatuur omhoog of omlaag, dan verandert de situatie met als
gevolg dat de minerale bestanddelen zich aan de gewijzigde omstandigheden
gaan aanpassen. Dit gebeurt ook in eclogiet als deze vanuit de diepte van de aardkorst heel langzaam in de richting van het aardoppervlak komt. Hier komt bij dat bij dat bij dit alles water
een heel belangrijke rol speelt.
Granaat en omfaciet in eclogiet ontstonden minimaal op 35 km diepte in
de mantel bij drukken van 12.000 bar en meer, bij een flink verhoogde
temperatuur. Eclogietgesteenten die momenteel op een aantal plaatsen
in Scandinavië aan het oppervlak liggen, hebben veelal een tientallen kilometers
lange reis in de aardkorst naar boven gemaakt. Hierbij maakt het niet uit
of de gesteenten werkelijk naar boven verplaatst zijn of dat ze in de loop
van vele honderden miljoenen jaren door erosie aan het aardoppervlak
zijn komen te liggen.
In alle eclogieten in Scandinavië is de minerale samenstelling veranderd.
Het van oorsprong ultra-metamorfe gesteente is op zijn reis door de
aardkorst opnieuw gemetamorfoseerd, maar door lagere druk- en
temperatuur als het ware op de weg terug. Dit proces heet
retrograde metamorfose. Deze eclogieten zijn dus retrograad
en worden retro-eclogiet genoemd. Waar wij gewoonlijk van eclogiet
spreken, is het dus beter om retro-eclogiet op het etiket van de zwerfsteen
te schrijven.
Ondanks de veranderingen die de gesteenten doorgemaakt hebben, zijn zwerfstenen
van eclogiet nog makkelijk als zodanig te herkennen. Er zijn er echter ook
bij waarvan de samenstelling zo sterk is veranderd dat de zwerfsteen in
kwestie in het geheel niet meer als een oorspronkelijke eclogiet te herkennen
is. Dit is het geval bij sommige granaatamfibolieten of als er zelfs ook geen
granaten meer aanwezig zijn, bij sommige amfibolieten. Van sommige
zwerfstenen van granaatamfiboliet is uit het uiterlijk af te leiden dat ze
uit eclogiet moeten zijn ontstaan. Een prachtig voorbeeld hiervan is de
granaatamfiboliet die bij Winterswijk is gevonden. In het gesteente zijn
grote aggregaten van granaat aanwezig die omgeven zijn door een smalle zwarte
reactierand van hoornblende. De granaten liggen verspreid in een wit-zwart
gespikkelde massa van plagioklaas en hoornblende.
In de meeste gevallen is de oorspronkelijk aanwezige groene omfaciet in
retro-eclogiet vaak vervangen door een grijsgroene massa van zeer fijn
vergroeide pyroxeen en plagioklaas. We noemen dit symplectiet. Met een
sterke vergroting onder de binoculair is dit soms wel te zien.
Nog vaker zien we dat zwartgroene hoornblende het voornaamste mineraal vormt
tussen en rond de granaten. Het blijven evengoed prachtige gekleurde
gesteenten, maar het groen is veel somberder van tint en ook de granaten
in het gesteente zijn veranderd. Wel is het zo – en dat zien we ook terug
in zwerfsteenvondsten – dat de vorm waarin retrograde metamorfose
het oorspronkelijke eclogietgesteente heeft aangegrepen, bijzonder variabel
is. Retro-eclogiet kan in de vaste rots over korte afstand sterk in
uiterlijk variëren. Vandaar dat zwerfstenen ervan er heel verschillend
uit kunnen zien.
Niet zichtbaar in zwerfstenen, maar wel in de vaste rots is vaak goed
te zien dat de retrograde aanpassing in eclogietlenzen van buiten naar
binnen verandert. In het centrum van de eclogietlens is het gesteente
het minst veranderd, meer naar buiten veel sterker. Dat uit zich vooral
in een toename van zwartgroene hoornblende en plagioklaas. Dat
laatste is bijzonder, als we weten dat deze veldspaatsoort bij de
vorming van eclogiet totaal verdwijnt en opgaat in andere mineralen,
maar dat hetzelfde mineraal weer te voorschijn komt wordt bij
verminderde druk- en temperatuurcondities.
Karakteristiek voor zwerfstenen van retro-eclogiet is een kelyfietische
structuur. Hierbij zijn de afzonderlijke granaten of aggregaten omgeven
door een contrastrijke donkere rand. Deze reactierand bestaat uit zeer
fijne radiaalstralig gerangschikte mineraalvezels van hoornblende en
plagioklaas. Binnen de kelyfietische rand zijn de granaten weliswaar nog
roodachtig van kleur, maar zijn deze vaak zonair van bouw en niet zelden
doortrokken van donkere lijntjes.
Al deze veranderingen in samenstelling zijn te beschouwen als een
reactie op de veel lagere druk en temperatuurcondities naar mate het
gesteente dichter aan het aardoppervlak komt. Vergeleken met de
omstandigheden waaronder eclogiet in de mantel ontstaat, is
letterlijk een lange weg afgelegd, waarbij er heel wat op het bordje
van het gesteente terecht is gekomen.
Zwerfstenen van eclogiet
Eklogiet is te beschouwen als een zeldzaam mooie krent in de
spreekwoordelijke zwerfsteenpap. Ontstaanswijze, geschiedenis en
zeldzaamheid maken dat de spaarzame zwerfsteenvondsten door
verzamelaars gekoesterd worden, hoe ‘onaantrekkelijk’ het gesteente
er voor een leek wellicht ook uit ziet. In de loop van de tijd zijn
zowel in Duitsland als in Nederland enige tientallen zwerfstenen
van eclogiet gevonden. Dat mag niet veel lijken, maar het is
wel zo dat vrijwel iedere zwerfsteenverzamelaar in zijn leven een
of meer keren tegen een zwerfsteen van eclogiet aan loopt.
De vraag waar je moet zoeken om een zwerfsteen van eklogiet
te vinden is niet goed te beantwoorden. Overal waar zwerfstenen
te voorschijn komen of liggen is de kans niet uitgesloten om er een te vinden.
Die kans heb je ook met het vinden van een kogelgraniet of een andere
zeer zeldzame zwerfsteensoort. Een hoop zand of leem met maar
een enkele zwerfsteen kan al de treffer van je leven opleveren. De
beste kans heb je nog in West- en Middenbaltische zwerfsteen
gezelschappen, zoals die voorkomen in Drenthe westelijk van de
lijn Norg-Assen-Smilde en in Friesland. Met name uit Friesland zijn
een paar meldingen van eclogiet bekend. De stenen zijn
waarschijnlijk voor een belangrijk deel afkomstig uit Zuidwest-Zweden.
In Oostbaltische zwerfsteengezelschappen zoals die in oostelijk
Drenthe en op de noordelijke Hondsrug in Groningen voorkomen,
zijn vondsten van eklogiet weliswaar niet uitgesloten, maar wel
uitzonderlijk. De enige zwerfsteenvondst tot dusver is de bekende,
door Jan Langendoen onderzochte retro-eklogiet van Haren bij
Groningen. (lees hiervoor het GEA-nummer van juni 2010).
Eerder in dit verhaal kon U al lezen dat de voorkomens van eclogiet
in Finland buiten het bereik van het landijs lagen dat Noord-Duitsland
en ons land in de Saale- en Weichsel-ijstijd een tijdlang bedekt heeft.
In Noorwegen blijven de voorkomens aan de westkust eveneens buiten
beschouwing. Blijft over Zweden. Op drie, ver van elkaar verwijderde
plaatsen komt eclogiet voor. Van deze drie komt het meest noordelijke
gebied, bij Norbotten, als herkomstgebied waarschijnlijk niet in
aanmerking. Maar uit te sluiten valt dit niet.
De eclogieten die in het noorden van Jämtland bij Gäddede voorkomen
zijn echter voor ons wel van belang. De retro-eclogiet die in de keileem
bij Haren(Gr.) is gevonden, komt waarschijnlijk hier vandaan, hoewel het vreemd is dat de steen aangetroffen is in de kalksteenrijke Nieuweschootkeileem. Dit keileemtype bezit een extreem Oostbaltische samenstelling. Ook de bijzonder fraaie retro-eclogiet die door Ans en Henk Scheerboom uit Doorn is gevonden in de buurt van het Duitse Haddorf, komt vermoedelijk uit de buurt van Gäddede in Jämtland.
Het derde gebied in Zweden waarvan zwerfstenen in ons land terecht
kunnen zijn gekomen is het Zuid-Zweedse Halland. Het is niet
onwaarschijnlijk dat de zwerfsteen-eclogieten die in Friesland gevonden
zijn, voornamelijk uit dit herkomstgebied komen. De voorkomens van eclogiet in
Halland liggen oostelijk van Varberg in de omgeving van Lille Ammås,
iets noordelijk van het plaatsje Ullared. Het zijn doorgaans granaatrijke
gesteenten die voor het grootste deel uit plagioklaas en hoornblende
bestaan. Ook zijn uit dit gebied meer donkergroenzwarte hoornblenderijke
varianten met talrijke tot 8 mm grote, rondachtige granaten bekend.
Deze stenen worden opgeraapt omdat men ze herkent als
granaatamfiboliet. In Werpeloh is hiervan een fraai voorbeeld gevonden.
Het zal duidelijk zijn dat eclogiet een zeldzame parel is in het soorten-
en typenrijke zwerfsteenlandschap. De beste kans op het vinden ervan
zijn zonder twijfel de steenstranden langs de Duitse en Deense
Oostzeekust. Let vooral op relatief zware, grijsblauwe, grijsgroene en
grijszwarte stenen met iets rood erin of met pitten en vlekken die
roodachtig van kleur zijn.