Rhombenporfier kennen we als lava en als ganggesteente. Het
verwante dieptegesteente is ook bekend, dat is larvikiet. Larvikiet
is chemisch identiek aan rhombenporfier. Ook in mineralogisch
opzicht zijn er overeenkomsten. Dit blijkt uit de enigszins afgeplatte
vorm van de veldspaten die op doorsnede in larvikiet en in zijn
bruinrode variant Tönsbergiet dezelfde rhombische vorm hebben
als de veldspaateerstelingen in rhombenporfier. Rhombenporfier wordt
beschouwd als het uitvloeiings- en ganggesteente van larvikiet.
Terzijde
De samenstelling van larvikiet en rhombenporfieren is monzonietisch,
d.w.z. plagioklaas en kaliveldspaat komen bij benadering in gelijke
hoeveelheden voor. Bij rhombenporfieren zit plagioklaas vooral in
de eerstelingkristallen van veldspaat, kaliveldspaat is vooral aanwezig in de grondmassa.
Overgangen naar meer basische en omgekeerd ook naar meer silicarijke
(lees: trachietische) typen komen ook voor. Zo is het verschil tussen de
plagioklaasrijke basalt (B3) en sommige rechthoekporfieren (RP13)
zeer gering. Maar dit terzijde. De wijze waarop zwerfsteenliefhebbers
hun vondsten doorgaans bekijken en determineren maakt deze verschillen van
ondergeschikt belang.
![]() |
![]() |
Tönsbergiet - Zwerfsteen van Werpeloh (Dld.).
Veel duidelijker dan in de grijze vorm van het gesteente dat wij als Larvikiet kennen, zijn in de variëteit Tönsbergiet spoelvormige veldspaten te herkennen die aan die van rhombenporfier doen denken.De afwijkende kleur van Tönsbergiet is omzetting van minerale bestanddelen veroorzaakt door veroudering. |
Tönsbergietporfier - Zwerfsteen van Zuidlaren (Dr.).
Dit is het ganggesteente van Tönsbergiet. De bruinrode grondmassa is tamelijk grof met daarin verspreid talrijke grijswitte eerstelingen. Tönsbergietporfier is eigenlijk een rhombenporfier. |
![]() |
![]() |
Rechthoekporfier - Strandvondst van Fur, Limfjord, Denemarken (Coll. K.Rinsma - Groningen).
Rechthoekporfieren zijn 'rhombenporfieren' met rechthoekige, lijstvormige of meer gedrongen hoekige eerstelingen. Rechthoekporfieren vormen het type RP13. Ze zijn te beschouwen als overgangen naar meer basaltische lavatypen. Op de foto is het zogenoemde Pipenhus-type afgebeeld. |
Rechthoekporfier, RP13V, Ende-type - Zwerfsteen van Voera op Västeroya, Noorwegen.
De toevoeging 'V' betekent afkomstig uit het Vestfold-gebied. Het is een type rechthoekporfier met grote vierkante, gedrongen rechthoekige eerstelingen. Dit type heeft de toevoeging 'Ende' gekregen. Het gesteente op de foto is macroscopisch nauwelijks van een plagioklaasporfierische Oslobasalt te onderscheiden. |
Rhombenporfieren zijn met hun 55-58% SiO2 betrekkelijk silicarijke
gesteenten. Lava’s van deze samenstelling zijn in de regel tamelijk
visceus, ze vloeien niet makkelijk. De wijze waarop kiezelzuurmoleculen
(SiO2) met elkaar verknoopt zijn maakt het magma stroperig. Hoe
hoger het percentage SiO2 des te taaier het magma is. Dat dit bij
rhombenporfierlava’s klaarblijkelijk anders was, vormde lange tijd een
raadsel.
Uit veldonderzoek in het Oslogebied blijkt dat rhombenporfierlava’s
bij spleeterupties een lage viscositeit moeten hebben gehad,
waardoor ze betrekkelijk makkelijk over grote oppervlakken konden
uitvloeien. Dit lijkt in strijd met hun samenstelling en de doorgaans
grote aantallen eerstelingen die ze bevatten. Hoe dat makkelijke
vloeien toch mogelijk was? Een verklaring zou kunnen zijn dat rhombenporfierlava een
hoge temperatuur had. Het magma kwam immers van grote diepte
uit de onderste regionen van de aardkorst. Temperaturen van 1100 tot 1300oC, zoals
bij sommige basalten lijken ook voor rhombenporfierlava niet onwaarschijnlijk.
Een andere verklaring voor de dunvloeibaarheid van de lava is de
aanwezigheid van opgelost water en andere gassen. Dat verlaagt
de viscositeit. Onderzoekingen hebben aangetoond dat rhombenporfierlava
een hoog percentage fluor (0,25 tot 0,5 %) bevat. Wellicht was het
gehalte bij het uitvloeien zelfs nog iets hoger. Uit berekeningen blijkt
dat een hoog fluorgehalte lava een veel lagere viscositeit verleent
dan wat op grond van het silica-gehalte verwacht zou mogen worden.
Rhombenporfierlava zal daardoor slechts een tikkeltje stroperiger zijn
geweest dan het bekende ‘Kilauea-basalt’ op Hawaï, die, zoals bekend, kilometers lange vurige linten in het landschap vormen.
![]() |
De dunvloeibaarheid van Kilauea-basalt op Hawaï, mede veroorzaakt door de hoge temperatuur, De dunvloeibaarheid van Kilauea-basalt op Hawaï, mede veroorzaakt door de hoge temperatuur, laat toe dat de lava kilometers ver kan uitvloeien, vaak tot in zee. Een vergelijkbaar hoge temperatuur, samen met de aanwezigheid van fluor en water, maakte dat rhombenporfierlava's in het Oslogebied eveneens dunvloeibaar moeten zijn geweest, waardoor duizenden vierkante kilometers ermee bedekt werden. |
Was het rhombenporfiermagma relatief taaivloeibaar geweest, dan zouden
de erupties vermoedelijk een meer explosief karakter hebben gehad. De
uitbarstingen zouden in dat geval vergezeld zijn gegaan van pyroklastische
stromen (gloedwolken). Daar zijn geen echter duidelijke aanwijzingen voor
gevonden. Dekvormig ontwikkelde ignimbrieten van rhombenporfier zijn niet
bekend. Desondanks zijn ignimbrietische rhombenporfieren meermalen als
zwerfsteen gevonden. Ook in het Oslogebied zelf zijn ze aan de stranden
niet zeldzaam. De ignimbrieten zijn vermoedelijk afkomstig uit een van
de ringvormige caldera’s in het gebied. Van deze locaties zijn lokaal wel
ignimbrietische rhombenporfieren bekend. Aan vondsten van vesiculaire
en amygdaloïdale rhombenporfier (= rhombenporfier-amandelsteen) zien
we dat bij de erupties niet al het opgeloste gas uit de lava kon ontwijken.
Snelle afkoeling aan de atmosfeer zal dit verhinderd hebben.
Vastgesteld is dat de permische rhombenporfierlava's in het Oslogebied vanuit lange
eruptiespleten bijna even makkelijk als basalt uitvloeiden en dat deze
zich over grote afstanden tamelijk gelijkmatig over een relatief vlak
terrein konden uitspreiden.
![]() |
![]() |
Rhombenporfier-ignimbriet - Zwerfsteen van Voera op Västeroya, Noorwegen.
In het gesteente zijn de bruiner gekleurde, hoekige fragmenten van rhombenporfier makkelijk te herkennen. De witte adertjes in het gesteente zijn tektonische breukjes die opgevuld zijn met kwarts. |
Rhombenporfier-amandelsteen - Zwerfsteen van Torup-strand, Jammerbocht, Denemarken.
Sommige rhombenporfieren bevatten naast veldspaateerstelingen talloze rondachtige, opgevulde gasblazen. Ze ontstonden uit gasbellen die door de toenemende stroperigheid van de afkoelende lava niet meer konden ontwijken. In de loop van de tijd zijn de holten opgevuld met calciet en/of kwarts. Een dergelijke structuur noemt men amygdaloïdaal. Structuren als deze komen in verschillende soorten vulkanisch gesteente voor. Zijn de holten niet opgevuld, spreekt men van vesiculair. |
|
|
Rhombenporfier - Zwerfsteen van Voera op Västeroya, Noorwegen.
Typen met open gasholten, zoals hierboven noemt men vesiculair. |
Rhombenporfier - Zwerfsteen van Voera op Västeroya, Noorwegen.
Amygdaloïdaal type dat onder zwerfsteenliefhebbers bekend staat als 'rhombenporfier-amandelsteen'. |
Nog meer rhombenporfieren
Naast beide hoofdgebieden Krokskogen en Vestfjold komen elders in het Oslogebied op
verschillende plaatsen nog andere rhombenporfieren voor. We
kennen ze o.m. van het Nittedal, Hurdal, Brumunddal en andere
plaatsen. Deze rhombenporfieren ontstonden uit lokale spleeterupties. De vier
rhombenporfierlava’s van het Brumunddal bij het Mjosameer
vormen de noordelijkste voorkomens van dit gesteente. Ook zijn
rhombenporfieren aangetroffen in een aantal ringvormige cauldrons
of caldera’s.
Buiten het eigenlijke Oslogebied zijn ook rhombenporfieren bekend.
Gangvoorkomens van het gesteente zijn in Zuid-Noorwegen te
volgen tot voorbij Grimstad, tientallen kilometers zuidwestelijk van
het Oslogebied. Meer naar het oosten vinden we meer dan 100 km
lange rhombenporfiergangen langs de kust van het Skagerrak in
Ringerike/Hadeland tot in het Zweedse Bohuslän. De gangen zijn
tussen 10 en 30 meter breed. Sommige zwerfstenen van rhombenporfier zullen dus niet uit het Oslogebied afkomstig zijn, maar wellicht uit Zuidwest-Zweden.
Het langste gangvoorkomen van rhombenporfier vinden we noordelijk
van de Osloslenk, tussen Modum en Ernedalen in Valdres. Over een
lengte van 120 km is het gangsysteem gemiddeld 40 meter breed,
bij Modum zelfs 80 meter! De voorkomens wekken de suggestie dat
de ooit aanwezige rhombenporfierdekken zich oorspronkelijk tot ver buiten het
slenkgebied van Oslo hebben uitgestrekt, maar dat deze in de lange tijd na het Perm door erosie zijn
verdwenen.
Gangvoorkomens van rhombenporfier zijn in het Oslogebied zelf ook
op talrijke plaatsen aangetroffen. Het vermoeden is dat een aantal
ervan beschouwd kan worden als toevoerkanaal van rhombenporfiermagma
naar de verschillende eruptiecentra.
![]() |
Blokdiagram van een slenkmodel van het Oslogebied. Rhombenporfieren en basalten zijn vooral via lange spleeterupties over het aardoppervlak uitgevloeid. Erosie heeft in de loop van de tijd veel lavadekken van rhombenporfier doen verdwijnen. De langgerekte gangen van rhombenporfier die momenteel in en buiten het Oslogebied aan het oppervlak voorkomen, zijn voor een deel te beschouwen als de toevoerkanalen van het rhombenporfier- en basaltmagma. |
Een indrukwekkende lavaproductie
De hoeveelheid rhombenporfierlava die in opeenvolgende vulkanische
fasen is geproduceerd gaat alle voorstellingen te boven. De vele
tientallen lavadekken bereiken in combinatie met een paar
basaltuitvloeiingen een dikte van bijna 3000 meter! Het
rhombenporfiermagma werd via zeer diep reikende breuken vanuit
de onderste regionen van de aardkorst aangevoerd en vloeide
waarschijnlijk via kilometers lange spleeterupties als lava naar buiten.
![]() |
![]() |
Vanaf de top van de heuvel Kölsas in het noorden van de stad Oslo kijkt men uit over een deel van de Osloslenk. Het water in de verte is het noordeinde van de Oslofjord. Het gesteente op de voorgrond is het bekende rhombenporfiertype RP1, dat zijn naam aan dit voorkomen dankt. |
Rhombenporfier, type RP1, Kölsas - Zwerfsteen van het Hoge Veld, Norg (Dr.).
De langwerpige, smal spoelvormige, evenwijdig gerangschikte eerstelingen zijn voor dit rhombenporfiertype karakteristiek. Hoewel men de meer grijsachtige kleurtypen voor die van Kölsas houdt en de roodachtige tot bruinrode typen als die van Krokskogen, is dit onderscheid in de praktijk niet te maken. Roodachtig bruine RP1-typen blijken ook iets lager op de helling van de Kölsasheuvel voor te komen. |
Illustratief voor de enorme hoeveelheid lava die periodiek uitvloeide,
is de vorming van het eerste lavadek van rhombenporfier, de RP1.
Deze bereikt in het Krokskogengebied, westelijk van Oslo een dikte
van 120 tot 200 meter. RP1 is ook bekend uit het zuidelijker gelegen
Vestfold, waar dit type een dikte bereikt van ca. 100 meter. Men
neemt aan dat rhombenporfier van type RP1 oorspronkelijk een
gebied van meer dan 10.000 km2bedekt moet hebben. Omgerekend betekent
dit een hoeveelheid lava van ca. 1000 km3! Het kan niet anders dan
dat op de overgang van de mantel en de aardkorst enorm grote
magmakamers aanwezig moeten zijn geweest.