Afwijkende weergave

Op dit moment wordt er gewerkt aan het geschikt maken van de website voor tablets en mobiele apparaten. Het kan zijn dat de weergave hier en daar nog niet optimaal is. Wij vragen daarvoor uw begrip.

 

 



 

Rhombenporfieren zijn bijzonder variabele gesteenten. Dat blijkt

als we zwerfstenen in verschillende collecties met elkaar vergelijken.

Slechts in een enkel geval vinden we een gelijksoortig type. Niet

zelden verschillen die toch nog iets in uiterlijk van elkaar. Iedere

lavauitvloeiing in het Oslogebied leverde een ander type

rhombenporfier op, met eerstelingkristallen van veldspaat die in grootte,

vorm en aantal sterk van elkaar verschilden. Ook de kleur van

het gesteente varieert nogal. We vinden typen met een zwarte,

bruine, bruin-violette, rode, rood-bruine tot geel-bruine grondmassa

en overgangen daartussen. Afhankelijk of het gesteente als lava is

ontstaan of in spleten in de aardkorst is gekristalliseerd, is de

grondmassa dicht of iets meer korrelig van aard.


 

 

Waldemar_Brogger
Waldemar Christoffer Brögger (1851-1940) was de grondlegger van het onderzoek aan gesteenten uit het Oslogebied. Hij was een adept van de Rosenbusch-school, waarbij vrijwel iedere afwijking van een gesteente resulteerde in een nieuwe naam. Voorbeelden hiervan zijn gesteenten als larvikiet, Tönsbergiet en Kjelsasiet. Alle drie zijn het monzonieten. In de zwerfsteenkunde hebben de oorspronkelijke namen bestaansrecht gekregen.


 

De bekende Noorse petroloog W. Brögger en zijn opvolger J. Schetelig

hebben in de periode van 1910 tot 1917 veel onderzoek gedaan aan

de rhombenporfieren op het Krokskogenplateau. Aan de hand van

geslagen handmonsters waren zij in staat de verschillende

rhombenporfierdekken op het plateau van elkaar te onderscheiden.

Brögger duidde de verschillende rhombenporfiertypen aan als RP1

tot en met RP12.


 

 

Rhombenporfier_Klsas-type_-_Bosrand_Klsas_Oslo_Noorwegen Rhombenporfier_RP4__-_Torup-strand_Jammerbocht_Denemarken

Rhombenporfier, type RP1 Kölsas - gesteentemonster van Kölsas, Oslo, Noorwegen.

 

Hoewel deze rhombenporfier vooral bekend is door zijn meer grijsachtig getinte typen, zijn bruine en bruinrode varianten ook bekend. Karakteristiek zijn de zeer talrijke smal spoelvormige eerstelingen die evenwijdig aan elkaar zijn gerangschikt.

Rhombenporfier, type RP4 - Zwerfsteen van Torup-strand, Jammerbocht, Denemarken.

 

Dit type lijkt door zijn spoelvormige eerstelingen enigszins op RP1, maar het beeld is 'rommeliger' omdat de eerstelingen niet of veel minder parallel aan elkaar gerangschikt zijn.


 

De basaltlagen, waarvan er in Krokskogen een drietal met de

rhombenporfierdekken afwisselen, werden oorsponkelijk door Brögger

aangeduid als ‘diabaasporfiriet, melafier en labradorporfieriet’. In

latere publicaties gebruikte hij daarvoor de term ‘essexietlava’. Dat

het feitelijk om basalten gaat danken we aan de Noor Saether (1945).

Het hierboven genoemde drietal tussengeschakelde basaltafzettingen

werd vervolgens door de Noorse petroloog Oftedahl als B1, B2 en B3

aangeduid. In later jaren breidde Oftedahl deze chronologie verder

uit door zijn onderzoekingen aan ringvormige caldera’s (cauldrons) en

aan rhombenporfieren op het Vestfold lavaplateau. Het resultaat is

dat er momenteel een groot aantal rhombenporfiertypen onderscheiden

worden, oplopend tot RP26, met daarnaast nog een aantal typen van

lokale aard.


 

 

Basaltrotsen_Molen_helgeroa_Noorwegen Basaltlava_Molen_Helgeroa_Noorwegen

Basaltrotsen aan de kust van Molen bij Helgeroa in Zuid-Noorwegen.

 

De vulkanische activiteit in het Oslogebied begon op het eind van het Carboon met het op grote schaal uitvloeien van basalt. Deze B1 basalten komen op verschillende plaatsen in het Oslogebied voor.

De basalt bij Molen is voor een deel ontwikkeld met talrijke kleine en grotere gasholten. Dit is een teken dat de lava bij het uitvloeien door afkoeling aan de atmosfeer stroperiger begon te worden, waardoor opgelost gas niet volledig meer kon ontwijken. De gasblazen zijn in de loop van de tijd opgevuld met secundaire mineralen als calciet, kwarts, chloriet en ook wel epidoot. Basalten van dit type noemt men in de zwerfsteenkunde wel 'melafier' of 'melafier-amandelsteen' . De structuur ervan staat bekend als amygdaloïdaal.


 

Een aantal van de vroege uitvloeiingen van rhombenporfier, zoals de

makkelijk herkenbare RP1 en RP2, komen zowel voor in Krokskogen

als in Vestfold. Opmerkelijk is dat de rhombenporfierdekken over

grote afstanden een vrij constante dikte bezitten, een aanwijzing

dat de lava’s dunvloeibaar moeten zijn geweest. Bij langdurige

spleeterupties bedekte de lava grote aaneengesloten gebieden. De

allereerste rhombenporfier in het Oslogebied, type RP1, vinden we

van noord naar zuid over een lengte van 170 km, bij een breedte

van oost naar west van 40 km . Hoe rhombenporfierlava in relatie

tot zijn samenstelling dit voor elkaar kreeg, was lange tijd een

groot mysterie, want…...?


 

 

Ontsluiting_in_rhombenporfier_-_Krokskogen_Oslo_Noorwegen

Natuurlijke ontsluiting in rhombenporfier in Krokskogen bij Oslo. De enigszins laagvormige structuur van de lava-uitvloeiing is door verwering duidelijk zichtbaar.

 





 

 

 
© 2010-heden Kijkeensomlaag.nl
Flag Counter